Inloggen
U bent niet ingelogd. Inloggen
Tips voor interactie met spelers
| Bedankt voor uw mening!
Dinsdag 24 Januari 2017

Het omgaan met pubers is voor trainers vaak een behoorlijke opgave. Thomas Niehe, trainer/coach van BFC O17-1, ziet de leeftijdskenmerken van zijn groep echter als een kans. Hij heeft goede interactie met spelers hoog in het vaandel staan. In dit artikel geeft hij andere trainers tips hoe ze dit ook voor elkaar kunnen krijgen.

Tekst: Tom Druppers | Beeld: Frank Trijbels

Niehe komt graag samen met spelers tot oplossingen van voetbalproblemen. Hij wil namelijk voorkomen dat zij dingen op een bepaalde manier uitvoeren omdat hij ze dat zo opdraagt. Daarom gaat hij als trainer graag interactief te werk. Dit houdt in de praktijk in dat hij spelers veel aan het woord laat tijdens trainingen en wedstrijdbesprekingen en ook graag ziet dat ze proberen uit te leggen waarom ze tot een bepaalde keuze komen. De trainer is dan ook geen fan van lange monologen, waarbij hij zijn spelers volstopt met tactische instructies. “In mijn ogen houd je spelers dan dom. Mijn ideeën kunnen nog zo goed uitgewerkt zijn: als de spelers niet begrijpen waarom we voor een bepaalde speelwijze of oplossing kiezen gaan ze dat op het veld ook nooit herkennen”, zo begint de 27-jarige Bussummer.

Al doende leert men en Niehe ontwikkelde zijn werkwijze dan ook gaandeweg de jaren. Hij betrapte zichzelf er in zijn beginjaren nog weleens op dat hij alleen maar aan het zenden was en eigenlijk nauwelijks controleerde of de boodschap ook daadwerkelijk overkwam. “Voor mij waren destijds de Pupillen- en Juniorencursus, maar zeker ook de TC-3 opleiding van de KNVB, erg leerzaam op dit vlak. Hoewel het qua tactische inhoud laagdrempelig was, leerden we veel over de manier waarop je zaken op een groep overbrengt. Maar ook de reactie van de spelers op de werkwijze is nuttige informatie. Ik vraag daar in individuele gesprekken altijd naar.”

Niehe waakt er dus voor dat hij niet alleen aan het zenden is ten opzichte van zijn spelersgroep. “Andere trainers kiezen daar misschien wel voor, omdat ze de spelers zoveel mogelijk willen vertellen. Dat vind ik niet gek, want je denkt tenslotte veel over het spelletje na. Het is dan als trainer ook heel aanlokkelijk om al je kennis in een monoloog uit te dragen,” vervolgt hij. “Alleen wanneer je de spelers er ook daadwerkelijk bij betrekt, zorg je er voor dat de aandacht niet verslapt.”

“Als mijn spelers niet weten waarom we voor een bepaalde oplossing kiezen gaan ze dat op het veld ook nooit herkennen”

De leeftijdsgroep die hij begeleidt, 16- en 17-jarigen, lijkt bij uitstek geschikt voor deze werkwijze. “Deze jongens zijn vaak veel met voetbal bezig. Ze kijken het natuurlijk op televisie, maar spelen ook regelmatig het spelletje FIFA. Daarbij komt dat ze op een leeftijd zijn dat ze veel kennis hebben en deze ook graag willen delen. Juist daarom is hun inbreng vaak enorm waardevol.” Het betekent echter ook dat spelers van deze leeftijd niet op hun mondje gevallen zijn en niet schromen om hun ongenoegen te laten blijken wanneer blijkt dat ze bijvoorbeeld buiten de basis elf worden gelaten. Niehe heeft sinds dit seizoen voor het eerst te maken met deze leeftijdsgroep, maar ervaart het niet als problematisch. “Je hebt met een aantal individuele- en groepsprocessen te maken die het soms lastig maken om dingen gedaan te krijgen. Want iedereen wil zichzelf graag positief onderscheiden binnen het team. Aan mij als trainer de taak om ervoor te zorgen dat dit niet ten koste gaat van het teamresultaat.”

Volgens hem is de wedstrijdbespreking dit één van de belangrijkste momenten van beïnvloeding. Vanzelfsprekend richt hij deze dan ook interactief in.. “De wedstrijdbespreking begin ik vaak met de doelstelling die ik voor die wedstrijd heb. Uiteraard is dat al teruggekomen in de trainingen van die week, dus de spelers zijn daar dan al tijdens de trainingsmomenten mee bezig geweest.” Vragenderwijs probeert de trainer het onderwerp dat besproken wordt vervolgens verder uit te diepen.


1. Zorg voor een veilige sfeer
Niehe vindt het belangrijk dat er een veilige sfeer hangt waarin iedere speler zichzelf durft te profileren. Hij denkt niet in ‘goede’ of ‘foute’ antwoorden en iedereen moet fouten durven maken, wanneer ze bijvoorbeeld voor het tactiekbord mogen staan. “Degene die op dat moment voor de groep staat moet zich vrij voelen om te vertellen hoe hij denkt dat de situatie het best opgelost kan worden, anders schiet je je doel voorbij.”

2. Maak voetbalproblemen beeldend
“Soms is het beeldend maken van een voetbalprobleem in de wedstrijdbespreking een betere oplossing dan dit als trainer enkel zelf uit te leggen. Een mooi voorbeeld dat ik onlangs kon gebruiken in een bespreking was het doelpunt van Ajax-verdediger Kenny Tete in de wedstrijd tegen Panathinaikos in de Europa League. Tete veroverde in die situatie de bal hoog op het veld en wist vervolgens ook nog tot scoren te komen. Toevallig was ik die week bezig geweest met mijn rechtsback, die op het moment dat wij druk zetten op de bal nog teveel bleef hangen op zijn eigen positie. Hierdoor kwamen we op het middenveld net een fractie te laat, waardoor de tegenstander zich vaak onder onze druk wist uit te spelen. Tete liet zien dat je soms het lef moet hebben om dat te doen, dat is volgens mij veel waardevoller dan nog eens terug komen op de situatie waarin het voor ons fout ging.”

3. Zorg dat de interactie constructief verloopt
Niehe probeert er altijd voor te zorgen dat de bespreking, ondanks de vele stemmen, constructief verloopt. “Het is niet zo dat ik het probleem op tafel gooi en vervolgens de jongens het maar laat uitzoeken. Dan krijgt namelijk altijd degene met de grootste mond het woord, terwijl spelers die zich wat meer op de achtergrond begeven ook een waardevolle bijdrage kunnen leveren.” Wanneer de spelersgroep in de ogen van Niehe geen toereikend antwoord heeft op het voorgelegde voetbalprobleem probeert hij te prikkelen. “Af en toe speel ik advocaat van de duivel en ben ik het bewust niet eens met wat iemand zegt, dan vraag ik bijvoorbeeld kritisch door. Dan gaan de spelers als collectief verder nadenken over hun argumenten, waar vaak weer een interessante discussie op volgt. Uiteindelijk kom je zo bij de juiste oplossing en is iedereen zich daar van bewust.”

4. Laat iedereen aan het woord
Uiteraard is de ene speler op tactisch gebied verder dan de ander en daarom lijkt het aanlokkelijk om degene die het best kan vertellen ook het meest aan het woord te laten. “Ze willen op deze leeftijd tijdens een wedstrijdbespreking zichzelf graag profileren, om te laten zien hoeveel kennis zij hebben van het spelletje. Als trainer is het aan mij om ervoor te zorgen dat het constructief blijft verlopen. Wanneer een speler er niet uitkomt, zullen teamgenoten hem vaak te hulp willen schieten door het goede antwoord te geven. Als zijn medespelers het voorzeggen, dan valt het leermoment echter voor hem weg. Dat probeer ik dus te voorkomen, maar ik laat ze zo nu en dan juist wél helpen, om iemand die met een situatie worstelt tot een inzicht te brengen.”

Voldoening heeft hij wanneer spelers een zelf aangedragen oplossing ook dusdanig weten uit te voeren op het veld. De meeste spelers ervaren de interactieve werkwijze van hem dan ook als prettig, omdat ze het gevoel hebben zelf echt onderdeel te zijn van een bepaalde tactiek. “Het zorgt bovendien voor een groter draagvlak, want we zijn tenslotte samen overeen gekomen hoe we het graag willen aanpakken in de wedstrijd.”


5. Hou de regie over het gesprek
Uiteraard zijn er ook situaties waarin Niehe graag zelf de regie houdt over de groepsgesprekken. “Allereerst vind ik het erg belangrijk om een duidelijke richting aan te geven, voordat we gezamenlijk gaan praten over een bepaald discussiepunt. Anders ga je weinig van veel bespreken, in plaats van veel van weinig.” Voor hem is het daarom belangrijk om zijn tactische periodisering goed op orde te hebben, zodat het helder is voor het team wat er besproken gaat worden. “Wanneer we bijvoorbeeld qua doelstelling bezig zijn met het verbeteren van het positiespel in de opbouw, dan is het goed mogelijk dat ook andere zaken omhoog komen, die daar niet direct mee te maken hebben. Ik vind het belangrijk dat we ons dan houden aan de doelstelling, omdat we anders verzanden in eindeloze gesprekken. Om te zorgen dat de informatie blijft hangen, moeten we ook zeker weer niet te lang in gesprek zijn.”

6. Zorg voor een concrete vraagstelling
Niehe probeert dit te bevorderen door concreet te zijn in de vraagstelling. “Wanneer je een té algemene vraag stelt zal je zien dat er een soort mitrailleur afgaat in de groep, met hap snap antwoorden van spelers waarvan ze denken dat jij dat graag wil horen als trainer.” Volgens Niehe is dit een van de valkuilen die deze werkwijze met zich meebrengt. “Anders zijn de spelers, misschien onbewust, nog bezig met wat ik ze allemaal opleg. Ik probeer ze juist voor te houden dat ze mogen zeggen wat hun eigen idee is over één of twee specifieke problemen en daar springen we dan op in. Dat is een enorme uitdaging, maar ik denk uiteindelijk wel dat het de beste manier is om iets aan te leren.”

Samenvatting
Thomas Niehe heeft 6 tips om te zorgen voor succesvolle interactie met de spelersgroep:
1. Zorg voor een veilige sfeer
2. Maak voetbalproblemen beeldend
3. Zorg dat de interactie constructief verloopt
4. Laat iedereen aan het woord
5. Hou de regie over het gesprek
6. Zorg voor een concrete vraagstelling
Wil je het hele artikel lezen?

Log dan in met je account van TrainersMagazine of abonneer je op Het Voetbal KennisPlatform. Je hebt al toegang tot 1000+ artikelen voor minder dan drie tientjes per jaar.

Abonneren voor €29
Het Voetbal KennisPlatform is gratis voor totaalabonnees op TrainersMagazine
Juniorentraining


De O19 is een zeer belangrijke fase voor spelers. Na jaren ‘veilig’ in de jeugd gespeeld te hebben, moeten ze na de O19 klaar zijn voor de stap naar de senioren. Wat betekent dat als trainer? Hoe ga je daar mee om? In deel 1 vragen vragen we het aan twee O19-trainers die geselecteerd zijn om de UEFA-Pro te mogen volgen: Willem Weijs (NAC) en Paul Simonis (Sparta Rotterdam).

Tekst: Rogier Veenstra | Beeld: Gerrit van Keulen, Willem Weijs en Tim Hanstede

Ze zijn nog jong (Weijs 32 en Simonis 34), maar hebben beiden al geruime ervaring als (jeugd)trainer. Daarnaast moeten ze alle twee jeugdspelers klaarstomen voor het hoogste niveau van Nederland. We vragen ze naar hun werkwijze die ervoor moet zorgen dat spelers de stap naar het eerste elftal kunnen maken. “We stellen ontzettend hoge eisen, waarin aspecten als winnen, de speelwijze en de individuele ontwikkeling dagelijks terugkeren en nagenoeg altijd samengaan.”

Wat zijn de grootste verschillen tussen de O19 en jongere leeftijdscategorieën?
Weijs: “Ik zie de opleiding binnen een Betaald Voetbal Organisatie of amateurclub als een piramide. Je ziet van de O13 veel spelers doorschuiven naar de O14 terwijl het allesbehalve vanzelfsprekend is dat spelers van de O19 de stap maken naar het eerste elftal. Die één of maximaal twee seizoenen die je daar doormaakt als speler zijn dus wel cruciaal voor de toekomst. Dat besef ik als trainer ook. Er zijn dan ook zaken die bij de O19 veel meer de aandacht verdienen dan bij de jongere elftallen. Ik wil mijn spelers namelijk opleiden voor de senioren, in mijn geval het eerste elftal van NAC. Dat zorgt ervoor dat winnen een belangrijker onderdeel wordt, maar ook de benadering naar spelers is directer. Spelers kunnen meer wissel staan dan bij de jongste jeugd. Dat zorgt voor teleurstellingen. En op het veld moeten er zaken structureel beter worden uitgevoerd. Als dat niet het geval is, zal dat meer consequenties kunnen hebben dan bij de jongere jeugd. Leren winnen is een belangrijk onderdeel van het opleiden en wordt bij oudere jeugdteams belangrijker dan bij jongere teams.”

Simonis: “De benadering in alles is anders. We bootsen eigenlijk de manier van werken van het eerste elftal na. Dat houdt in dat we elke week heel erg gericht toeleven naar de volgende wedstrijd. We hebben informatie van de tegenstander, waardoor we spelers tactisch voor kunnen bereiden op de eerstvolgende wedstrijd. Dat doen we op het veld, maar ook met beelden. Van spelers wordt veel meer geëist dat ze in staat zijn om de gehele wedstrijd bepaalde afspraken na te komen en is er gewoon simpelweg minder ruimte voor fouten. Ook eisen we bij Sparta Rotterdam dat spelers in staat zijn om als een topsporter te leven. Wij faciliteren dat, de spelers moeten aantonen daar alles voor over te hebben. Dan kunnen ze overleven, anders zal helaas de kans op uitstroming groter zijn.”

Wat is belangrijker: winnen of de ontwikkeling van een speler?
Simonis: “Topsport valt en staat met winnen. En wij brengen hier op ‘Het Kasteel’ de spelers in de gelegenheid om als een topsporter te leven. Dan is winnen daar dus ook een belangrijk onderdeel van. Winnen leer je door te winnen. Daarmee bedoel ik dat er in een week heel veel momenten moeten zitten waar spelers kunnen winnen (of verliezen). Dat doe ik aan de hand van het zogeheten ‘sterrenklassement’. Bij tal van oefenvormen tijdens de trainingen zijn er sterren te verdienen. Soms al tijdens de warming-up, natuurlijk tijdens de partijvormen, maar ook na afloop van een training tijdens bijvoorbeeld een strafschoppenserie. Winnaars verdienen sterren, verliezers krijgen niks en moeten vaak zelfs nog spullen opruimen. De uiteindelijke winnaars ontvangen mooie prijzen. Er ontstaat op deze manier een bepaald enthousiasme en fanatisme dat ik altijd wil zien. Een handig trucje, waardoor je het winnen stimuleert. Onze taak is spelers opleiden voor ons eerste elftal. De ontwikkeling staat dus altijd met stip op één, maar dat is bij het laatste stapje naar dat doel of die droom onlosmakelijk met winnen verbonden.”

Weijs: “Dat gaat in mijn ogen hand in hand met elkaar. Wij als trainers van een O19-ploeg moeten de spelers voorbereiden op het grote werk. Wij proberen de spelers dus ook maximaal te ontwikkelen. De prestaties bij een eerste elftal zijn echter vaak het allerbelangrijkste. Dan zou het vreemd zijn als winnen van ondergeschikt belang is. Ik breng dit in de praktijk door oefenvormen te bedenken die betrekking hebben op onze speelwijze en ruimte geven om het individu te ontwikkelen in combinatie met het element winnen. Hierdoor maak je winnen belangrijk en train je tegelijkertijd bijvoorbeeld een aantal spelprincipes. Ten koste van alles willen winnen is ook een kwaliteit waar een speler uiteindelijk heel ver mee kan komen en moet dus ook dagelijks benoemd en gestimuleerd worden. Heb je deze eigenschap niet als speler, dan wordt het een lastig verhaal in het betaalde voetbal, maar ook in het amateurvoetbal.”

Gaat het winnen weleens ten koste van de ontwikkeling van een speler?
Weijs: “Als je het goed doet niet, al zijn er natuurlijk wel uitzonderingen. Als een speler niet goed genoeg is en zonder hem maak je meer kans om een wedstrijd te winnen dan kun je daarvoor kiezen als trainer. Zo werkt het bij de senioren ook en dus mag je die stap bij de O19 al maken. Aan de andere kant hebben wij een aantal spelers dat steeds meer ruikt aan het eerste elftal. Als een jeugdspeler op zondag op de bank zit bij de A-selectie en daardoor dus ook op zaterdag mee moet trainen, dan mist hij een wedstrijd van ons. Dan is de kans misschien iets kleiner dat we winnen, maar dan staat de ontwikkeling van een speler op één natuurlijk.

Waar ik op doelde met ‘als je het goed doet niet’, is de inhoud die je dagelijks traint. Zoals gezegd is winnen een belangrijk aspect binnen de O19. Je zou zelfs kunnen zeggen dat het juist een onderdeel van de ontwikkeling van een speler is. Als je een duidelijke visie hebt als trainer of als club en deze trainbaar kunt maken, gaan ontwikkeling en winnen prima samen met elkaar. Een voorbeeld: als jeugdtrainer van de O13 werk je met spelers die veel minder tactische vaardigheden hebben en nog veel minder zelf in staat zijn om keuzes te maken dan bij de oudere jeugd. Als je een week lang de opbouw traint met drie verdedigers zou je ervoor kunnen kiezen om dat koste wat het kost terug te willen zien in de wedstrijd om de spelers dat te laten ervaren. Dus ook als de tegenstander daar een passend antwoord op heeft waardoor je in de problemen kunt komen.

Bij de O19 zou dat ten koste gaan van winnen en dat zou naïef zijn. ‘We zijn aan het opleiden dus ze mogen een maand of een jaar voordat ze debuteren tien fouten in één wedstrijd maken.’ Dat is natuurlijk onzin en strookt niet met de mentaliteit bij eerste elftallen. Daarom trainen wij dusdanig veel scenario’s, dat de ontwikkeling van de speler niet ten koste gaat van het winnen. Lukt de eerste manier om op te bouwen of om druk te zetten niet, dan hanteren we optie twee, drie of vier. Op deze manier ontwikkelen we de spelers als het gaat om de speelwijze en wordt de kans op winnen niet verkleind. Sterker nog: door het trainen van scenario’s en dus direct de speelwijze, vergroot je de kans om te winnen.”

Simonis: “Zoals gezegd staat de ontwikkeling bovenaan en hoort winnen daarbij. We hebben inmiddels vier spelers doorgeschoven naar Jong Sparta Rotterdam (Tweede Divisie), waarvan er ook al enkele geregeld met het eerste elftal meetrainen. Om aan te geven dat de speler altijd op de eerste plaats staat.

Wel is het zo dat winnen, naarmate spelers ouder worden, belangrijker wordt. Ik heb zelf allerlei leeftijden getraind en dan merk je veel verschil. Jonge spelers krijgen vanzelfsprekend meer tijd om tactische of technische vaardigheden te ontwikkelen en mogen ook meer fouten maken. Bij de O19 is daar weinig tot geen ruimte meer voor. Wij bereiden ons de hele week voor op de wedstrijd die gaat komen. Wij kijken naar de mogelijkheden om deze wedstrijd te winnen. Je kunt er dan voor kiezen om dit elke week met een aantrekkelijke speelstijl te bewerkstelligen, maar uiteindelijk gaat het wel om winnen.

Ik merk nu ook aan mezelf dat ik juist heel veel voldoening haal uit het resultaat dat voortkomt uit het strijdplan dat is getraind. Daar leren spelers in mijn ogen ook heel veel van, want het kan dus de ene week anders zijn dan de andere week. Zo kunnen wij ploegen tegenkomen die het initiatief aan ons overlaten, maar ook ploegen die zelf graag het heft in handen nemen. De kansen en bedreigingen zullen in die verschillende wedstrijden dus anders zijn en daar bereiden wij onze ploeg op voor. Zo kan het strijdplan iedere week iets anders zijn, zonder onze eigen identiteit te verliezen met daarbij horende afspraken binnen onze speelwijze.”

De winnaarspoule is een logisch gevolg van veel wedstrijden winnen. Is deze poule belangrijk voor jullie spelers?
Weijs: “De competitie is essentieel voor mijn spelers. De stap naar de senioren is moeilijk, omdat er voor minder spelers plek is, maar de stap is verder ontzettend groot, omdat het leeftijdsverschil ineens onbeperkt is. Je gaat dus tegen spelers voetballen die veel verder in hun ontwikkeling kunnen zijn op technisch, tactisch, mentaal of fysiek vlak en vaak ook veel ouder zijn. Ik vind het daarom essentieel dat mijn spelers nu wekelijks tegen de beste tegenstanders van het land spelen. De voetbalacties zijn van een hoger niveau en in een hoger tempo en worden ook nog eens langer volgehouden. Elke week worden mijn spelers maximaal uitgedaagd om hier iets tegenover te stellen. Het talent ontwikkelt zich dus op dit niveau in een veel hoger tempo.”

Simonis: “Uiteraard, maar voor de lichting die ik nu onder mijn hoede heb misschien nog wel meer. Zij slaagden er namelijk jaar na jaar steeds net niet in om de winnaarspoule te bereiken bij de voorgaande elftallen. Dus dit geeft deze groep wel weer een extra boost. Wij proberen er alles aan te doen om spelers op te leiden voor het eerste elftal door onder andere vaak aan te geven dat het ‘vijf voor twaalf’ is. De tijd begint immers te dringen. De faciliteiten zijn daarom ook dik in orde. Echter alles komt in een stroomversnelling wanneer je op een niveau acteert waar elke speler iedere zaterdag in alles maximaal moet leveren. Dus het winnen heeft ervoor gezorgd dat de spelers dit laatste half jaar nog beter worden voorbereid op een eventueel bestaan als profvoetballer. Als je het mij vraagt, zou dit dus een prima visie van een club op welk niveau dan ook kunnen zijn,. Een hoger niveau zorgt voor een snellere ontwikkeling van de spelers. Daarvoor moeten dus eerst wedstrijden gewonnen worden. Indirect heeft dat dus wederom met de ontwikkeling van spelers te maken.“

Simons en Weijs, opleidingstrainers bij uitstek, hebben dus wel een verandering in benadering toegepast nadat zij de stap maakten naar het oudste jeugdteam. Alles moet beter en is gericht op de stap naar de senioren. Toch blijkt in de praktijk dat deze stap nog altijd erg groot is voor jeugdspelers. Maar de werkwijze waar op dit moment bij NAC en Sparta Rotterdam voor gekozen wordt, moet ervoor zorgen dat deze talentvolle spelers al tijdens hun jaren bij de O19 worden voorbereid op het grote werk en dus in staat zijn om zich gemakkelijker aan te passen als het zo ver is.

Simonis: “Als je spelers klaar wilt stomen voor het eerste elftal en dus het betaalde voetbal, moet je als O19-speler leven als een prof en ook in de gelegenheid zijn om dat te kunnen doen. Dat faciliteren wij zoveel mogelijk. Ook bij de amateurs zie je vaak dat deze stap groot is. De mentaliteit is anders, er wordt soms meer getraind en er wordt in een hoger tempo gevoetbald. Dat kun je naar elkaar toebrengen door een plan te hebben voor het hoogste jeugdteam. Maak winnen belangrijker, ga vaker met de sterkste basisopstelling werken, integreer krachttraining en verhoog de trainingsintensiteit en laat spelers geregeld meetrainen met de senioren. Allemaal opties om het gat te verkleinen.

Wij doen dat door nagenoeg op dezelfde manier te werken als het eerste elftal. De trainingsweek is gericht op de eerstvolgende wedstrijd. In het begin van de week blikken we aan de hand van ons videoanalyse-systeem terug op onze eigen wedstrijd. Vervolgens bekijken we beelden van de tegenstander en komen zo tot onze kansen en bedreigingen. Als een tegenstander heel snel is in de omschakeling naar aanvallen, moeten we dus een training bedenken waarin de spelers in die teamfunctie worden uitgedaagd. Als een ploeg moeite heeft met diepgaande middenvelders, worden de hoofdrolspelers van ons team tijdens een training verzocht om in balbezit de ruimte achter de laatste lijn op te zoeken. We kunnen dan het moment en de richting prima op elkaar afstemmen en bereiden ons dus goed voor op de wedstrijd. Verder hechten wij veel waarde aan spelhervattingen, zowel verdedigend als aanvallend. Statistisch gezien wordt daar veel uit gescoord en verdient dat dus ook de aandacht. We trainen op hetzelfde veld als het eerste en de randvoorwaarden zijn prima in orde.”

Weijs: “De spelers hebben gewoon nog maar heel weinig tijd om zich te ontwikkelen en moeten de club overtuigen van hun kwaliteiten en meerwaarde voor het eerste elftal. Een contract staat op het spel en ik vind als trainer dat ik ze daarbij moet helpen. Uiteraard is de speler voor een heel groot gedeelte zelf verantwoordelijk voor het wel of niet slagen als voetballer, maar ik vind dat wij als trainers wel een helpende hand moeten bieden. Ik voel me zelfs verantwoordelijk voor mijn spelers of zij het wel of niet halen. Ik weet inmiddels wat er gevraagd wordt en welke kwaliteiten spelers moeten bezitten om de stap te maken. Dan is het dus ook mijn taak om ze dagelijks in situaties te brengen, waardoor zij zich kunnen ontwikkelen. Bij de senioren zijn de eisen hoog en dus ook tijdens de laatste stap daarnaartoe.

We zijn bezig met voeding en we hanteren veel beelden, ook van trainingen. We behandelen persoonlijke doelen en laten spelers net als bij het eerste elftal met hartslagmeters en GPS-systemen voetballen om te kijken of zij in staat zijn om het hoge tempo, dat gevraagd wordt, vol te houden. Doordat ik me verantwoordelijk voel, de lat hoog leg en elke dag hoge eisen stel aan mijn spelers, gaan de spelers, die doorhebben wat er op het spel staat, daarin mee. En ik heb gemerkt wanneer dat het geval is, spelers ook in het laatste jaar als jeugdspeler nog hele grote stappen kunnen maken.”
 /F1.jpg" />
Wat is belangrijk bij het trainen van de O19 (1)?
Gepubliceerd in April 2019
Wat is belangrijk bij het trainen van de O19 (1)?

De O19 is een zeer belangrijke fase voor spelers. Na jaren ‘veilig’ in de jeugd gespeeld te hebben, moeten ze na de O19 klaar zijn voor de stap naar de senioren. Wat betekent dat als trainer? Hoe ga je daar mee om? In deel 1 vragen vragen we het aan twee O19-trainers die geselecteerd zijn om de UEFA-Pro te mogen volgen: Willem Weijs (NAC) en Paul Simonis (Sparta R