Niet voetballen op basis van opportunisme en kracht, maar spelen met een gedachte. Dat is wat Jerry Brouwer en Sally Hermsen-Savelberg de speelsters van hoofdklasser Odysseus'91 proberen bij te brengen. “We willen voetballen op basis van een goed positiespel. Het is dan essentieel dat de zones bezet zijn."
Tekst: Martin Veldhuizen
Slechts twee punten haalden de vrouwen van Odysseus'91 in het seizoen 2015-2016. De ploeg degradeerde uit de hoofdklasse en na de zomervakantie trof het nieuwe technische duo Jerry Brouwer en Sally Hermsen-Savelberg een spelersgroep aan zonder vertrouwen. "Een niveau lager hadden wij ineens de bal", vertelt Hermsen-Savelberg. "De speelsters wisten zich daar aanvankelijk geen raad mee en schoten de ballen soms lukraak weg. Dat is echter niet de wijze waarop Jerry en ik over voetbal denken."
Brouwer: "In onze visie is de organisatie op het veld zeer belangrijk. Wij willen voetballen op basis van een goed positiespel. Het is dan essentieel dat de zones bezet zijn." Een jaar later zijn de Utrechtse vrouwen terug in de hoofdklasse. "Odysseus'91 is een studentenclub en daardoor pakten de speelsters onze ideeën snel op", vertelt Hermsen-Savelberg. "De meiden begrepen heel snel wat wij wilden."
Goed positiespel Brouwer: "Wij spelen het klassieke 1:4:3:3, met de punt op het middenveld naar voren. Verreweg het grootste deel van onze trainingstijd besteden wij aan het inslijpen van de wijze waarop wij in de zone willen voetballen. Het betekent namelijk niet dat speelsters hun zone niet mogen verlaten. Integendeel, wij willen juist dat er veel beweging is en dat zij ook in de zones van hun teamgenoten komen. Die teamgenoot moet dan de vrijgekomen zone gaan bezetten."
"Wij houden niet van voetballen vanuit opportunisme met veel kracht en lange ballen", zegt Hermsen-Savelberg. "Wij willen dat ons team op basis van goed positiespel aan voetballen toekomt en daarbij is de veldbezetting van cruciaal belang. Bij Odysseus'91 zijn we begonnen zoals we dat eigenlijk bij elke club doen. We zijn gestart met positiespelen vier tegen vier tot zeven tegen zeven in grote ruimtes en met lage weerstand. Om het de speelsters zo makkelijk mogelijk te maken en het balgevoel terug te krijgen, was de enige opdracht: probeer de bal in de ploeg te houden. Pas toen dat steeds beter ging, zijn wij de ruimtes kleiner gaan maken."
Brouwer: "Weer iets later speelden we positiespelletjes met drie partijen van vier speelsters, waarbij er steeds twee teams tegen het derde team speelden en het dus acht tegen vier werd. Om het nog moeilijker te maken, beperkten we het aantal keren dat ze de bal mochten raken of we verdeelden het veld in drie vakken, waar speelsters wel of juist niet mochten komen."
Uitstekend geschikt Dat deze oefeningen voor de meeste trainers bekend klinken, snapt Brouwer ook wel. Hij vindt ze echter uitstekend geschikt om het team de gewenste speelwijze onder de knie te laten krijgen. "Het gaat erom dat de speelsters zien waar in balbezit de ruimte ligt om kansen te creëren en om bij balverlies te weten waar, wanneer en hoe er druk op de tegenstander moet worden gegeven."
Hermsen-Savelberg: "In balbezit moet één van de twee buitenste middenvelders mee naar voren. Ook zien we graag dat een van de vleugelverdedigers mee ten aanval trekt, of dat een van de twee centrale verdedigers inschuift om een overtal te creëren. Onze links- of rechtsback hoeft overigens niet altijd buitenom te komen, ze mag ook binnendoor. Dat hangt enerzijds af van haar eigen voorkeur, maar ook waar de buitenspeelster zich op dat moment bevindt."
Spelbeeld bepalen Ook bij balverlies gelden een aantal 'wetten', zegt Brouwer. “De laatste linie verdedigt naast elkaar en als wij in de aanval zijn, blijft één van de twee buitenste middenvelders altijd achter voor de restverdediging. Verder willen wij graag het spelbeeld bepalen, dus wij passen onze veldbezetting nooit aan de tegenstander aan. Speelt onze tegenstander bijvoorbeeld 1:4:4:2 dan gaan onze speelsters niet op zoek naar hun directe tegenstander. Wij willen dat ze in hun zone blijven en kijken wat er gebeurt. Een ploeg die 1:4:4:2 speelt, loert vaak op de lege hoeken die in onze verdediging ontstaan. Of ze laten, bij 1:4:3:3, hun centrumspits inzakken, zodat een middenvelder er overheen kan komen. Als wij dan uit onze zone gaan lopen, doen we precies wat de tegenstander wil."
"Wij blijven dus staan en schuiven en kantelen als ploeg", aldus Hermsen-Savelberg. "Veel speelsters vonden dat lastig, ze durfden hun tegenstander niet los te laten. Je hoeft maar een simpele vraag als 'welke tegenstander mag de bal beslist niet krijgen' te stellen om ze de juiste keuze te laten maken: de speelster die het dichtst bij het doel staat is het meest gevaarlijk. Die moeten we dus afschermen."
Startpositie "Het rugnummer van de speelster is bepalend voor haar startpositie op het veld", legt Brouwer uit. "Wél willen wij dat er gedurende de wedstrijd veel geswitcht wordt, zolang de posities en zones maar bezet blijven. Wij leiden de speelsters daarom ook op voor twee verschillende posities. Daar hebben ze in onze speelwijze alleen maar baat bij. De positie van links- en rechtsback of die van rechter- en linkermiddenvelder zien wij overigens als één positie."
Hermsen-Savelberg: "Op dinsdag ligt het accent op conditietraining volgens het periodiseringsmodel van Raymond Verheijen met allerlei loop- en sprintvormen en diverse kleine en grote partijen. Als voetballer zou ik die geweldig vinden, want je doet bijna alles met de bal. De donderdag staat veelal in het teken van de komende wedstrijd. We trainen dan meer tactisch, met allerlei pass- en trapvormen en partijen. Tussendoor besteden we soms aandacht aan afwerkvormen en standaardsituaties. Wij hebben gemerkt dat deze structuur de speelsters veel houvast biedt."
Zelf nadenken Een belangrijk aspect in de werkwijze van Brouwer en Hermsen-Savelberg is dat ze hun speelsters vooral zélf laten nadenken over het voetbal. "Wij leggen hen zo min mogelijk op, maar reiken vooral informatie aan waardoor de speelsters zelf tot keuzes kunnen komen en oplossingen kunnen bedenken voor allerlei situaties. Laat ik een simpel voorbeeld geven. Bij een afwerkoefening vertellen wij niet voortdurend met welk been ze moeten schieten. Ze mogen op basis van hun eigen positie, die van hun tegenstander(s) én de bal zelf beoordelen welke optie het beste is."
Brouwer: "Wij willen dat ze kijken wat de situatie vraagt. Een vleugelverdediger die aangeeft telkens tegenover twee tegenstanders te staan, vragen wij: is dat erg? Heeft de tegenpartij daardoor veel kansen gekregen? Is het antwoord bevestigend, dan vragen wij de speelsters om met elkaar te bespreken wat de oplossing zou kunnen zijn. Vaak pakken we het wedstrijdbord erbij om te visualiseren wat we bespreken. Een ander voorbeeld: onze centrumspits is niet een van de snelsten, maar kan goed een bal vasthouden en scoort gemakkelijk. Toch kreeg ze in het begin veel ballen in de diepte. We gaan de dialoog aan en vragen vooral naar haar sterke punten. De conclusie was dat ze haar niet met diepe ballen moesten bedienen, maar vanaf de vleugels."
Zwakste schakel Bij de samenstelling van het team kijkt het duo niet naar de elf beste speelsters, maar naar het beste team. Hermsen-Savelberg: "De op papier zwakste schakel is bij ons net zo belangrijk als de op papier beste speelster. Zeker in onze visie is elke speelster even belangrijk. In balbezit, wanneer de tegenstander de bal heeft en tijdens omschakelmomenten hebben we alle elf spelers nodig. Ook de beste speelster mag niet verzaken.”
"Het maakt je als team ontzettend kwetsbaar", vult Brouwer aan. "Zo'n speelster is vaak een beetje lui en komt alleen in actie als er rendement te behalen is. Ook zijn ze vooral met zichzelf bezig en denken ze voornamelijk in balbezit. In onze voetbalvisie en speelwijze past dat niet. Want elke positie en elke zone moet bezet zijn. Geen enkele speelster kan haar eigen wedstrijd spelen."
Wil je het hele artikel lezen?
Log dan in met je account van TrainersMagazine of abonneer je op Het Voetbal KennisPlatform. Je hebt al toegang tot 1000+ artikelen voor minder dan drie tientjes per jaar.