Emiel ten Donkelaar is in tegenstelling tot veel Nederlandse collega-trainers een voorstander van geïsoleerde oefenvormen, zodat hij spelers op gedetailleerd niveau specialistisch kan coachen op het verbeteren van hun technische vaardigheden. “Het is belangrijk om ervoor te zorgen dat de oefenvorm dynamisch is, zodat spelers constant in beweging zijn en moeten nadenken over hun keuzes met en zonder bal.”
Tekst: Tom Druppers | Beeld: Teun van der Velden en Henk Slagboom
“In Nederland heerst de tendens dat alles vanuit een positie- of partijspel getraind moet worden. Het nadeel daarvan vind ik dat het vaak ten koste gaat van detailcoaching, omdat de uitkomst, bijvoorbeeld een doelpunt, meer aandacht krijgt dan de bedoeling.” Ten Donkelaar benadrukt absoluut geen tegenstander te zijn van wedstrijdechte trainingsvormen. “Natuurlijk niet, dat is voetbal in zijn meest pure vorm. Echter sluit het een het ander niet uit. Als voorbereidende vorm op bijvoorbeeld een overtalsituatie in wedstrijdvorm kies ik steevast voor een geïsoleerde oefenvorm, die gericht is op een aantal technische vaardigheden.”
Technische voorwaarden perfectioneren De 22-jarige oefenmeester streeft naar perfectie tijdens een geïsoleerde oefenvorm. “Doordat er geen directe tegenstanders zijn, ben ik in dit soort situaties dus ook erg veeleisend naar mijn spelersgroep toe. De kwaliteit van de pass en het aan- en meenemen van de bal moet extra hoog zijn. Soms gebruik ik de metafoor dat de passvorm er na verloop van tijd uit moet komen te zien als een perfect georganiseerde ‘dans’. Dan doel ik op de concentratie, het tempo en de zuiverheid van de passing.”
“Goede technische vaardigheden zijn een van de voorwaarden om uiteindelijk te komen tot het uitspelen van bijvoorbeeld een overtalsituatie. Dan heb je het over zaken als een balaanname met het buitenste been, zodat je de bal direct de ruimte in kunt meenemen, of het naar de bal toe bewegen van de voet, zodat de bal direct meegenomen wordt in de juiste richting. Door de frequentie van het aantal voetbalhandelingen kunnen spelers daar gericht mee aan de slag gaan, terwijl ik me daar ook volledig op kan focussen, omdat er heel veel herhalingen zijn.”
Echter hebben zijn oefenvormen niet louter betrekking op de technische handelingen binnen het voetbalspel. “Ook het bewegen zonder bal behandelen we dan.” Ten Donkelaar probeert zijn spelers dan altijd voor te houden wat de directe relatie van een vooractie is met een wedstrijdsituatie. “Op het moment dat je in de wedstrijd een vooractie start, word je waarschijnlijk kort gedekt door een tegenstander. Ik vind het belangrijk dat mijn spelers in hun kijkgedrag niet de hele tijd de bal blijven volgen. Als je dat doet speel je de tegenstander in de kaart, want hij weet dat je de bal dan graag in de voet wilt ontvangen.”
“Het tempo is daarin belangrijk: als je een halfbakken loopactie in de diepte start, kan een directe tegenstander simpel volgen. Tijdens de oefenvorm probeer ik mijn spelersgroep aan te leren om de tegenstander eerst te ‘lokken’, door bewust van de bal af te bewegen, om daarna met een explosieve loopactie schuin in de bal te bewegen. Als je eerst wegbeweegt laat je de tegenstander denken dat je diepte inloopt. Wanneer je vervolgens in de bal komt, zorg je voor verwarring én is er meer ruimte om de bal aan- en mee te nemen.”
Vervolgens komt ook de aanname met het buitenste been weer ter sprake. “Een goede vooractie én balaanname met het buitenste been staan volgens mij in directe relatie met elkaar. Wanneer een speler er middels zijn loopactie voor gezorgd heeft dat zijn tegenstander op het verkeerde been staat, kan hij daar in zijn balaanname van profiteren door de bal direct mee de ruimte in te nemen. Door de bal met het buitenste been aan- en mee te nemen, zorg je er bovendien voor dat je bal met je lichaam kunt beschermen, als de tegenstander toch nog in duel weet te komen.”
“Ook vind ik het belangrijk dat de balaanname na een inspeelpass altijd achter de pylon plaatsvindt. Vaak zag ik dat spelers naarmate een oefenvorm vorderde onnauwkeuriger werden en de pylon alleen als oriëntatiepunt gebruikt werd. Door een balaanname achter de pylon te verplichten, zie je dat de spelers gefocust blijven op de precisie van de pass en balaanname, zo heb ik ondervonden.”
Dynamiek aanbrengen Ten Donkelaar vertelt dat geïsoleerde oefenvormen vaak het predicaat ‘statisch’ krijgen van collega-trainers, als hij er met hen over praat. Ten onrechte, zo merkt hij op. “Dat is in mijn ogen volledig afhankelijk van de manier waarop je een oefenvorm als trainer vormgeeft. Tijdens mijn trainingen probeer ik altijd een stukje dynamiek toe te voegen, waardoor er altijd sprake is van beweging en spelers steeds moeten nadenken over hun keuzes met en zonder bal.”
Dat kan op verschillende manieren, zo legt hij uit. “Allereerst vind ik het erg belangrijk dat spelers niet stilstaan voordat zij de bal ontvangen, of nadat zij een pass verstuurd hebben. In de organisatie probeer ik er dus steeds voor te zorgen dat er altijd een ‘actie na de actie’ komt, wanneer de bal gespeeld is.”
Soms moet je spelers daarin een handje helpen, door te manipuleren in de opzet van de oefening, zo legt hij uit. “Dan laat ik spelers onder tijdsdruk rouleren. Dan moet iemand binnen een aantal seconden bij het volgende tussenstation arriveren, nadat hij een pass- of loopactie gemaakt heeft. Hierdoor beïnvloed je spelers onbewust om direct weer door te bewegen na het uitvoeren van een handeling.”
Na verloop van tijd kiest de geboren Hengeloër ervoor om de moeilijkheidsgraad tijdens de oefenvorm steeds verder op te voeren. “Bij een aantal pylonen zet ik dan verdedigers neer die passieve weerstand geven aan de ontvangende speler, door kort op de bal te zitten. Op deze manier bereid ik hen voor op de volgende oefenvorm, vaak een positie- of partijspel, waar ze dezelfde keuzes met bal onder volledige weerstand moeten kunnen uitvoeren.
Ten Donkelaar onderscheidt diverse fases binnen het geven van weerstand. “In de laatste voorbereidende fase op volledige weerstand integreer ik soms zelfs een een-tegen-een. De speler die de laatste pass ontvangt in de rotatiefase moet dan onder volledige druk van een verdediger de bal weer naar het beginpunt proberen te spelen, waarna er weer opnieuw gestart kan worden.”
Ter afwisseling vervangt hij een passvorm af en toe door een oefenvorm waarbij er ook afgewerkt kan worden. “Dan kies ik er wel voor om het gewenste patroon binnen ons aanvalsspel terug te laten komen in de oefening.” Een patroon klinkt erg vastomlijnd, maar dat is het in dit geval niet, zo zegt de trainer van de Hengelose club.
“Een goed voorbeeld daarvan is opnieuw de vooractie van een speler. Binnen de afwerkvorm maken zij namelijk zelf de keuze of ze bal graag in de voet, of in de diepte willen ontvangen. De regel daarvoor luidt: de ontvanger communiceert non-verbaal met de speler in balbezit door middel van zijn loopactie. In het begin leidt dat nog weleens tot verwarring. Veel voetballers zijn geneigd om hun medespeler direct in te spelen als hij naar de bal toegaat, maar zoals hierboven al geschetst doen wij het juist andersom. Door hierover duidelijke afspraken te maken, creëer je heldere kaders, waardoor de onderlinge communicatie bevorderd wordt. Echter ligt de verantwoordelijkheid wel bij de speler zelf, waardoor hijzelf een keuze moet maken op basis van de situatie op het veld.”
Didactiek De kritiek op geïsoleerde oefenvormen luidt vaak dat het niet wedstrijdecht is en het daardoor te ver afstaat van het natuurlijke voetbalspel. Om te voorkomen dat de concentratie wegvalt bij zijn spelers probeert Ten Donkelaar de oefenvorm altijd levendig te houden door zijn manier van coachen.
“Tijdens dit soort oefenvormen maakt de trainer het verschil door er constant bovenop te zitten. Daarom probeer ik veel van de acties altijd te becommentariëren, waardoor spelers het gevoel krijgen dat je over hun schouder meekijkt. Soms gaat het om inhoudelijke coaching, maar in andere situaties probeer ik ze meer te motiveren. Dat is een kwestie van aanvoelen en de persoonlijkheden van je spelers doorgronden. Vaak op een positieve manier, maar ik schroom ook niet om iemand af en toe de waarheid te vertellen. Ik brand iemand niet af natuurlijk, maar dan probeer ik doormiddel van een snerende opmerking met een kwinkslag het concentratiegehalte hoog te houden.”
Ten Donkelaar bespeurt weleens een vleugje gemakzucht als hij van andere trainers hoort dat in geïsoleerde oefenvormen het tempo en de intensiteit te laag ligt. “Een geïsoleerde oefenvorm is dan inderdaad niet zinvol. Echter is het de verantwoordelijkheid van de trainer om ervoor te zorgen dat juist dat niet het geval is. Zo’n oefenvorm kan fantastisch verlopen, echter ligt er voor jezelf wel een grotere verantwoordelijkheid dan bij een regulier partijspel, omdat de natuurlijke prikkels, zoals bijvoorbeeld het passeren van een tegenstander, ontbreken.”
Oefenvorm 1: Dynamische passvorm
Organisatie: - Speler 1 speelt in op speler 2, die opendraait en passt op speler 3, speler 1 volgt na zijn eigen pass de verticale stippellijn - Speler 3 neemt de bal voorwaarts aan dribbelt richting de pylon, maakt een kapbeweging en speelt speler 2 in, die na het inspelen de verticale stippellijn volgt - Speler 2 neemt voorwaarts aan, dribbelt naar de middelste pylon, maakt een kapbeweging en speelt speler 1 in, die na zijn pass is doorgelopen naar de bovenste rechterpylon - Speler 1 neemt voorwaarts aan, maakt een schijn-/passeerbeweging bij de pylon en rond af op het kleine doeltje
Coaching: - Inspelen met het buitenste been - Aannemen met het buitenste been achter de pylon - Vooractie in lijn van de bal, wegkijken en in de bal komen - Korte sprint richting volgende pylon
Oefenvorm 2: 2 tegen 1 vanuit dynamische passvorm
Organisatie: - Twee organisaties, een blauwe en gele - Speler 1 speelt in op speler 2, die de bal direct doorpasst naar speler 3 - Speler 3 speelt de bal in op de doorgelopen speler 1, die de bal direct weer terugkaatst - Speler 3 speelt de doorgelopen speler 2 in, die ontvangt de bal in zijn loop en dribbelt vervolgens het naastgelegen speelvak in - Speler 3 ondersteunt speler 2: zij proberen een 2-tegen-1-situatie met 1 van de andere kleur uit te spelen, door te scoren in het kleine doeltje aan de andere kant van het veld - Daarna start de volgende speler met de bal
Coaching: - Inspelen met het buitenste been - Aannemen met het buitenste been achter de pylon - Vooractie in lijn van de bal, wegkijken en in de bal komenKorte sprint richting vervolgpylon
Wil je het hele artikel lezen?
Log dan in met je account van TrainersMagazine of abonneer je op Het Voetbal KennisPlatform. Je hebt al toegang tot 1000+ artikelen voor minder dan drie tientjes per jaar.