“Als je de as dichthoudt, zoekt de tegenstander automatisch de zijkant op. Dat maakt hun spel voor ons voorspelbaarder. Bovendien wordt het verdedigen makkelijker.” Matthijs Blijham vertelt over de speelwijze van Sporting'70 O17-1, waarbij niet alleen de backs, maar ook de buitenspelers van de tegenpartij soms ongedekt zijn.
“De as is de kortste weg naar het doel. Je moet dus voorkomen dat de tegenstander via de as van het veld kan aanvallen. Is er in de as geen ruimte, dan zoekt de tegenstander automatisch de zijkant op. Dat maakt het makkelijker voor ons, want we hoeven dan in de lengterichting slechts tweederde van het veld te verdedigen. Het is ook minder onvoorspelbaar. Vanuit de as kan de bal alle kanten op, terwijl de mogelijkheden beperkt zijn als de bal aan de zijkant is. In onze speelwijze is het dichthouden van de as van het veld daarom dé belangrijkste pijler in verdedigend opzicht. In balbezit doen we het juist andersom. Dan is ons speelplan erop gericht om ruimte in de as te creëren.”
Jagen “Wij proberen heel bewust de tegenstander van achteruit te laten opbouwen. We zakken eerst iets in, waarbij de centrale verdedigers als enige vrijgelaten worden. Mijn centrale spits (9) mag niet te hoog staan, anders krijgen zij de bal niet. Ook moet hij wachten tot een van hen wordt aangespeeld. Vervolgens mag hij niet te vroeg jagen, want dan kan hij makkelijk uitgespeeld worden. Pas als zijn teamgenoten zich kort achter hem bevinden, kan het jagen op de bal beginnen.
De buitenspelers hebben ook een belangrijke rol. Zodra een van de twee centrale verdedigers van de tegenstander in balbezit komt, moet die verdediger de dichtstbijzijnde back als meest logische aanspeelpunt hebben. Mijn buitenspelers (7 en 11) moeten hun directe tegenstander daarom ruimte geven, zodra een van de twee centrale verdedigers de bal heeft. Dat voelt voor hen tegennatuurlijk, maar door naar binnen te knijpen en vanuit die positie druk te zetten op de man in balbezit, dwingen ze hem een pass naar de buitenkant te geven.
Doordat mijn middenvelders en verdedigers kort op hun tegenstander zitten, heeft de vleugelverdediger vervolgens weinig opties. De bal kan terug naar de keeper, de back kan een crosspass geven, maar dan is de tegenpartij opnieuw aan de zijkant van het veld, of hij geeft een wilde trap naar voren. Het is dus vrij voorspelbaar wat de tegenstander gaat doen en dat maakt het makkelijker om op te anticiperen.”
Steekbal “Een groot aantal trainers hanteert dit principe, veel van onze tegenstanders laten de backs vrij om vervolgens druk te zetten. Wat ik echter vrijwel nooit zie, is dat ook de links- én rechtsbuiten worden vrijgelaten. Als onze tegenstander balbezit heeft op het middenveld, dan hebben de backs de opdracht om hun buitenspelers enige ruimte te geven. Ik vind het belangrijker dat ze de binnenkant dichthouden, zodat de steekbal kan worden voorkomen. Ook op deze manier proberen wij de tegenpartij te dwingen om de zijkant, in dit geval de vleugelaanvaller, te zoeken. Zodra die in balbezit komt, gaan wij eropaf. Niet alleen mijn links- of rechtsback, ook de centrale verdediger en middenvelder aan die kant zetten hem onder druk. Bovendien zakt de buitenspeler iets in, om de lijn terug naar de back af te snijden. Dat heeft nog een voordeel, want de back van de tegenpartij dekt meestal niet helemaal door. Mijn buitenspeler heeft nu ruimte om vooruit open te draaien als we de bal onderscheppen. Dat biedt mogelijkheden voor een snelle tegenaanval. Blijft mijn vleugelspits diep staan, dan heeft hij direct zijn tegenstander in zijn rug en wordt draaien en de counter inzetten lastiger.
Tegen de overmacht aan tegenstanders hebben weinig buitenspelers een antwoord. Ik vind het altijd mooi om de wanhoop bij hen te zien en te constateren dat ze tegen ons nauwelijks de achterlijn halen. Toen ik nog trainer was bij de pupillen, vroeg ik weleens aan een spelertje: als wij gaan vechten, wie wint er dan? Jij, was dan zijn antwoord, want je bent ouder en sterker dan ik. En als ik daarna met je vriendje ga vechten, vroeg ik daarna. Dan win je weer, want je bent ook sterker dan hij, kreeg ik te horen. En wat als jullie met z'n tweeën of drieën tegelijk komen? Ja, dan wordt het een stuk moeilijker voor je, concludeerde zo'n knaap meestal. Ik vind het een mooi voorbeeld voor hoe mijn team tegenstanders tegemoet treedt.”
Geen tegengoal “Een oefenvorm die ik veel gebruik, is een tactische partijvorm zeven tegen zeven op een half veld (zie tekening). In drie partijen van vijf minuten speelt de verdedigende en te coachen partij (rood) in een 1:4:2-formatie, het aanvallende (blauwe) team speelt 1:3:3. De rode partij moet de as dichthouden en ervoor zorgen dat de blauwe partij de bal naar de buitenspelers speelt. Om dit te realiseren knijpen de backs steeds naar binnen. Pas als de buitenspeler aangespeeld is, gaat de back eropaf. De centrale verdediger en de middenvelder helpen om een drie-tegen-één-situatie te creëren. Ook de overige drie spelers kantelen extreem mee. Speelt de tegenstander de bal naar achteren, dan sluit het zestal zoveel mogelijk naar voren aan.
In deze oefenvorm geldt voor de man mét bal, dat hij zo min mogelijk signalen afgeeft via lichaamstaal. Tegenstanders mogen niet zien waar hij de bal heen wil spelen. Voor de verdedigende partij is het omgekeerde het geval. Zij moeten de tegenstander proberen te lezen. Vaak kun je aan de ogen van een speler zien, wat hij van plan is. Een 'no-look pass' is dan ook erg onvoorspelbaar. De belangrijkste doelstelling van deze oefening is, dat de rode partij geen tegengoal krijgt. Bij 0-0 hebben zij daarom gewonnen. Wordt er wél gescoord, dan tellen de doelpunten van blauw dubbel. ”
Counter “De wijze waarop wij verdedigen zorgt er niet alleen voor dat we weinig kansen weggeven, het biedt ook ruimte voor de tegenaanval. Ik laat behalve mijn centrumspits minimaal nog één speler bewust niet meeverdedigen, in principe is dat mijn vooruitgeschoven middenvelder, de nummer 10. Die hoeft niet helemaal terug naar eigen helft. Ik gebruik hem liever voor de counter als we de bal onderscheppen. Ik heb liever dat mijn nummer 10 slim vrijloopt, zodat hij altijd aanspeelbaar is. Op ons niveau vind ik de restverdediging matig. Onze 10 wordt bijvoorbeeld heel vaak vrijgelaten als de tegenstander balbezit heeft. Blijft hij een paar meter achter onze spits, dan durven de centrale verdedigers meestal niet door te dekken. Doen ze dat wel, dan moet hij ruimte zoeken voor zichzelf door iets meer in te zakken. Veroveren wij de bal, dan is hij het eerste aanspeelpunt. Mijn centrale middenvelder moet dus een van de meest balvaardige spelers van mijn elftal zijn. Als hij de bal krijgt, gaan de buitenspelers direct de diepte in om aanspeelbaar te zijn, maar ook om ruimte voor anderen te creëren.
Ruimte creëren “Terwijl wij bij balbezit van de tegenstander de as dichtgooien, doen we dat als wij de bal hebben juist andersom. Dan is ons speelplan erop gericht om zoveel mogelijk ruimte in de as van het veld te creëren. Mijn buitenste middenvelders knijpen daarom niet naar binnen, zoals bij veel ploegen het geval is, zij zoeken de zijkanten op om ruimte in de as te maken voor een inschuivende verdediger. Want dáár wil ik spelers in balbezit hebben, vanuit de as kun je immers alle kanten op.
In de opbouw staan onze backs niet hoog, we laten ze juist iets inzakken. De middenvelders staan wél wat dieper, waarbij ik hoop dat de tegenstander met drie spitsen druk zet. In die situatie loopt een van mijn centrale verdedigers vooruit de as in om te kijken of hij aangespeeld kan worden. Pakt een van de buitenspelers hem op, dan zakt een vleugelverdediger nog verder in om zich aanspeelbaar te maken. Als tegenstanders een extra man achterin houden, wat meestal het geval is, dan kunnen wij onder de druk uit voetballen. Zet de tegenpartij ons vast, dan doen we ook iets wat ik niet veel teams zie doen. Meestal gaat de bal naar de keeper, die iedereen naar voren stuurt en een lange bal geeft. Ik zet in zo'n geval eerst een verdedigend blok van zeven spelers neer en laat de keeper daarna een diepe bal geven op onze aanvallers. Die staan dan meestal één tegen één.”
Verrassen Ik doe graag dingen die niet gebruikelijk zijn en vind het heerlijk om tegenstanders tactisch te verrassen. Het is prachtig als je spelers van de tegenpartij aan hun trainer hoort vragen: wie moet ik oppakken? Nog mooier wordt het als de trainer vervolgens geen antwoord heeft.”
Oefenvorm 1: Het lezen van de lichaamstaal via 6 tegen 6
Organisatie - Veld 25 x 20 meter, vak aanvallers 5 x 20 meter - Vier gele spelers proberen vanuit hun vak de twee gele aanvallers te bereiken - Gele aanvallers kunnen scoren in één van de twee doeltjes - Vier blauwe spelers moeten vanuit hun vak de passlijn naar de twee aanvallers voorkomen ZONDER achterom te kijken - Blauwe spelers mogen gele aanvallers verdedigen, zodra die de bal hebben - Na een doelpunt, uitbal of onderschepping wordt blauw de aanvallende partij - Alleen passes over de grond zijn toegestaan - 3 x 5 minuten, na ieder blok komen er twee andere aanvallers
Coaching verdedigend - Samen kantelen richting de bal - Lichaamstaal lezen van de aanvallers, kijk of ze loeren op pass tussendoor en loop dan het gat dicht - Pass gelukt? Direct omschakelen om doelpunt te voorkomen
Coaching aanvallend - Zo vrijlopen dat er een passlijn vrij komt - Zoeken naar het juiste moment om een strakke pass naar de aanvallers te spelen - Geen informatie geven via lichaamstaal. Een no-look pass is erg onvoorspelbaar!
Oefenvorm 2: Lichaamstaal tegenstander lezen via pass- en trapvorm
Organisatie - Zes gele en zes blauwe spelers - Tussen de pylonen (8 tot 10 meter uit elkaar) staat een blauwe lijnverdediger - Speler 1 moet bal langs blauwe lijnverdediger naar speler 2 passen, maar mag de bal slechts twee keer raken - Speler 2 draait open en probeert speler 3 te bereiken - Lijnverdediger mag niet achterom kijken waar zijn tegenstander (vrij)loopt - Na één volledige ronde schuift iedereen een plekje op, de volgende ronde gaat het blauwe team passen en het gele team onderscheppen - Het team dat als eerste 15 onderscheppingen heeft, is winnaar
Coaching verdedigend - Goed op voorvoeten staan. - Lichaamstaal van de tegenstander lezen en aan de hand daarvan de passlijn richting de man in de rug dichtlopen
Coaching aanvallend - Pas vrijlopen nadat medespeler de bal heeft aangenomen - Passer mag via lichaamstaal niet teveel prijsgeven aan lijnverdediger. Een no-look pass is erg onvoorspelbaar!
Wil je het hele artikel lezen?
Log dan in met je account van TrainersMagazine of abonneer je op Het Voetbal KennisPlatform. Je hebt al toegang tot 1000+ artikelen voor minder dan drie tientjes per jaar.