De KNVB bracht anderhalf jaar geleden het rapport ‘Winnaars van morgen’ uit. Maar hoe creëer je spelers die maximaal voor de winst gaan? Bij de voetbalschool voor pupillen en junioren van Ali Zaanani is winnen een belangrijk onderdeel van de cultuur. In een interview legt Zaanani zijn werkwijze uit.
Tekst en Beeld: Ruud Bijnen
Wanneer heeft iemand een winnaarsmentaliteit volgens jou? “Die persoon moet het in zich hebben om er alles aan te doen om zijn doelstelling te behalen. In een wedstrijd is dat winnen. Hij of zij zal nooit opgeven. Een winnaar voert zijn taken uit, staat anderen bij als zij even niet kunnen voldoen en voegt wat extra’s toe aan het team. Dit moet een structurele mindset zijn. Ik hoor trainers in de Eredivisie na wedstrijden soms zeggen ‘de wil om te winnen ontbrak vandaag’. Dan denk ik bij mezelf: Hoe kan dit op het allerhoogste niveau? Die instelling moet er altijd voor honderd procent zijn. Dus het is kennelijk nodig dat er in de jeugd echt aandacht aan besteed wordt.”
Is het iets dat kinderen van huis uit meekrijgen? “Jazeker! Ze krijgen het grootste deel van huis uit mee, maar als trainer kun je nog enorm veel beïnvloeden op het veld. Thuis zijn ouders meestal niet intensief bezig met winnen of verliezen als het gaat om een spel of wedstrijd. In dat opzicht kun je als trainer veel toevoegen. Je kunt kinderen opvoeden, vormen en van alles leren. En je kunt ze dus ook leren écht te willen winnen.”
Wat moet er dan veranderen in het hoofd van de speler, in zijn of haar manier van denken? “Ik ben bezig met het beïnvloeden van gedrag. De jongens moeten zelf gaan inzien of ze genoeg doen om zichzelf en het team te verbeteren. Ze moeten zich bewust zijn van hun eigen gedrag en de consequenties hiervan en ze moeten begrijpen wanneer je te weinig doet om beter te worden of te winnen. Je moet de voetballers laten zien dat ze zelf heel veel in de hand hebben. Je moet ze constant vragen of ze er alles aan gedaan hebben. Schakelde je wel snel genoeg om? En als je nu even een sprintje van vijf meter had getrokken, had je dan niet het doelpunt kunnen voorkomen? En er mag best wel wat eergevoel bij komen kijken. Ze mogen supertrots zijn als ze winnen, maar ook enorm balen als ze verliezen. En dat mag je als trainer beiden best versterken.”
Hoe doe je dat dan? Hoe breng je die winnaarsmentaliteit (over) in je trainingen? “In mijn beleving moet je op de trainingen verliezers ‘straffen’ en winnaars belonen. Ik benoem dat niet zo richting de jongens, maar het gebeurt wel. Het belonen van de winnaar is het belangrijkste, dat moet een leuke gebeurtenis zijn, zodat de anderen dit ook willen. Het verliezen moet wel consequenties hebben die niet leuk zijn, zodat de spelers harder gaan werken. Het moet natuurlijk niet doorslaan naar het extreme van het uitschelden als iemand zich niet als winnaar gedraagt. Dat moet je wel bewaken als trainer. Je moet wel positief coachen. Maar winnen en verliezen moet zeker wat betekenen! In elke vorm op de trainingsdagen. Ook op wedstrijddagen heb je als trainer een belangrijke rol in het inbrengen en bewaken van de juiste mentaliteit. Dat is wellicht minstens zo belangrijk, maar wel wat lastiger dan met de trainingen.”
Hoe weet je ze te raken in de wedstrijdbespreking zodat ze ‘het gras opvreten’? “Elke wedstrijd bereid ik mijn praatje goed voor zonder in clichés te vervallen. Je moet niet iedere keer hetzelfde doen. Ik betrek de jongens ook bij het strijdplan voor een wedstrijd. Maar je moet bijvoorbeeld als coach ook tijd steken in het leren kennen van de jongens. Ik informeer daarom altijd bij de ouders hoe het thuis gaat en op school. Daar kun je en moet je als begeleider zelfs rekening mee houden. Je leert ook door ervaring steeds beter wat wel en niet werkt bij het individu. Het is uitzoeken wat de gevoelige snaar is voor elke jongen en wat iemand motiveert en wat niet.”
Maar wat doe je als er nu eentje heel vaak verliest tijdens de trainingen? “Eigenlijk ga ik ervan uit dat iedereen van elkaar kan winnen. De verschillen moeten niet zo groot zijn of worden. Als iemand veel verliest, werkt dat demotiverend. Je kunt deze jongens wel complimenteren op een ander vlak dan de winst. Geef de speler bijvoorbeeld aan dat je zag dat hij/zij een aantal prachtige passes gaf, een mooie beweging maakte of goede aannames naar voren had. Je moet ze blijven motiveren en je moet niet iedereen hetzelfde behandelen. Maar als iemand echt te veel achterstand heeft, dan kun je beter in gesprek gaan en afscheid van iemand nemen. Dat is dan voor iedereen ook beter. Elke jeugdspeler heeft het recht op ontwikkeling in zijn of haar eigen tempo.”
Kan elke trainer dit of heb je bepaalde eigenschappen nodig? “Het is wel duidelijk dat het niet voor iedereen is weggelegd en niet iedereen dat van nature in zich heeft. Er zijn trainers die op papier een goede trainer worden, omdat ze trainingen duidelijk en netjes hebben uitgewerkt, maar je moet wel echt zelf geloven dat winnen een erg belangrijk onderdeel is van de sport en dat moet je kunnen overbrengen. Je moet echt overtuigingskracht hebben en zelf ook echt willen winnen. Misschien helpt mijn achtergrond daar wel bij met het pleintjesvoetbal van dertig jaar geleden in Kanaleneiland? Jongens moeten aan je merken dat je winnen enorm waardeert en dat verliezen mag, maar alleen als je er alles aan gedaan hebt om dit te voorkomen.”
En nou praktisch gezien: Hoe kun je dit in een training handen en voeten geven? “Ik heb daarvoor diverse vormen, maar de volgende drie zijn mijn favorieten. Deze gebruik ik voor mijn groep van O14.”
Winnaar blijft staan (oefening 1) “Dit is een vorm met een-tegen-een-partijtjes. We spelen met tien jongens en gebruiken drie veldjes. Zes zijn er dus bezig en vier staan te kijken. Als iemand scoort, dan roept deze hard ‘wissel’ waarna zijn tegenstander vervangen wordt door de eerst wachtende. De verliezer sluit achteraan in de rij. Als iemand vijf keer op rij gewonnen heeft dan roept hij luid ‘I am the champion!’ De coach zorgt ervoor dat hij dat doet met trots en uit volle borst. Gebeurt dat niet de eerste keer, dan wordt het een aantal keren geroepen totdat het wel met de juiste houding gaat. De trainer vraagt alle overige spelers om de winnaar te feliciteren en onder leiding van hem gaat iedereen zich tien keer opdrukken. Bij de tweede ronde wordt dat vijftien keer en bij de derde ronde loopt het op naar twintig keer opdrukken. Je kunt als trainer variëren met het aantal veldjes en wisselspelers. Er wordt echt zichtbaar harder gewerkt in de tweede ronde. De jongens willen, als je het goed aanpakt, de winnaar zijn.”
in een speler (oefening 2) “Dit is een vorm met bijvoorbeeld twaalf spelers. Je speelt vier tegen vier en elk team heeft twee wissels. Het team dat vervolgens scoort, krijgt er een speler bij en het andere verliest een speler. De coach wijst aan wie eruit gaat en dat is de speler die het meest verzaakt in zijn taken. Vervolgens gaat de partij verder in vijf tegen drie. Zorg ervoor dat de regels vooraf voor alle spelers goed duidelijk zijn en maak ze bewust van hun verantwoordelijkheid voor de eigen prestaties en de consequenties die daar aanhangen. Afhankelijk van bijvoorbeeld de weersomstandigheden kun je variëren met het aantal (wissel)spelers en kun je ook wissels inbrengen als een partijtje te lang zonder score blijft bijvoorbeeld. Het levert echt direct een scherpe strijd op. Je wilt niet met een man minder komen te staan. Dat is gewoon niet leuk voetballen.”
Achterstand goed maken (oefening 3). “Een partijvorm waarbij één team een speler meer heeft, bijvoorbeeld zeven tegen zes. Het team met een man meer krijgt bijvoorbeeld acht minuten om een achterstand van 2-0 goed te maken. Geloven we erin en gaan we ervoor? Kunnen we met een man meer doordrukken en hebben we de juiste mentaliteit? De rol van de coach hier is vooral het oppeppen en aanmoedigen, maar ook het complimenteren en belonen voor de getoonde inzet. Ook hier mag aan de winnaars een beloning in het vooruitzicht gesteld worden.”
“Al deze oefeningen vallen of staan natuurlijk met de manier van coachen en de vormen van ‘belonen’ en ‘straffen’ die je de jongens in het vooruitzicht stelt. Daar moet je continu en gedreven mee bezig zijn. Verder is het eigenlijk alleen partijspel. Het aansturen moet dus met echte overtuiging en het belonen moet prikkelen. Dan kun je echt wat bereiken!”
Wil je het hele artikel lezen?
Log dan in met je account van TrainersMagazine of abonneer je op Het Voetbal KennisPlatform. Je hebt al toegang tot 1000+ artikelen voor minder dan drie tientjes per jaar.