Het trainen van creativiteit en onvoorspelhaarheid
| Bedankt voor uw mening!
Donderdag 25 Oktober 2018
Sjors Ultee werkte de afgelopen twaalf jaar in de voetbalacademie en bij de eerste elftallen van FC Utrecht en FC Twente. Met technisch vaardige, creatieve voetballers wil hij tegenstanders tot keuzes dwingen om daar vervolgens voordeel uit te halen. “Creativiteit en onvoorspelbaarheid kun je trainen.”
Tekst: Martin van Veldhuizen | Beeld: Gerrit van Keulen
“Als beginnend jeugdtrainer raakte ik geïnspireerd door de oefenstof van Wiel Coerver. Ik gebruikte in mijn trainingen veel van zijn bewegingen, maar gaandeweg ontdekte ik dat de visie van Coerver zeker niet alleen om techniek draaide. Ook technisch vaardige spelers hebben immers een strijdplan nodig om wedstrijden te winnen. Als trainer moet je de techniek, en de andere kwaliteiten van je spelers, zo goed mogelijk gebruiken, waarbij ik geloof in het verrassen van je tegenstander. De grootste kans daarop heb je met technisch vaardige en creatieve spelers, die, binnen de spelprincipes en afspraken van je team, onvoorspelbare dingen doen. Op techniek, creativiteit en onvoorspelbaarheid kun je trainen.”
Uitblinkers “Wiel Coerver signaleerde veertig jaar geleden al een gebrek aan technisch sterke en creatieve voetballers. Hij vond wedstrijden vaak saai, omdat er weinig gebeurde en nauwelijks doelpunten vielen. Coerver constateerde dat middelmatige voetballers werd geleerd de bal naar elkaar over te spelen, in plaats van dat er uitblinkers werden opgeleid. Ik raakte na het lezen van een van zijn boeken enthousiast en leerde de jeugdspelers van DVSU, waar ik trainer was, veel van zijn bewegingen. Urenlang liet ik de jongens kappen, draaien en passeren.
Ik vind nog steeds dat voetballers in ieder geval over een goede basistechniek moeten beschikken. Tegelijkertijd onderken ik dat iedere speler zijn eigen stijl heeft en dat je vooral díe stijl verder moet ontwikkelen. Arjen Robben is van nature een dribbelaar. Voor hem was het de uitdaging om zijn dribbeltechniek zo te verbeteren dat hij daarin een absolute uitblinker werd. David Beckham is een ander voorbeeld. Die hoefde geen tegenstander te passeren om een gevaarlijke voorzet te geven. Dankzij zijn traptechniek krulde hij de bal gewoon om zijn tegenstander heen. Beckham moest dus vooral uitgedaagd worden en handvatten krijgen om zijn traptechniek, en met name het gebruik ervan, te perfectioneren. Natuurlijk kun je discussiëren over hoe goed Beckham was geweest, als hij in zijn jeugd ook nog eens had leren passeren. Daarom moet elke speler daar in de jeugd ook mee aan de slag, maar als je van iedere speler een dribbelaar wil maken, weet ik zeker dat je niet het maximale uit elke speler haalt.
Een simpel voorbeeld van hoe verschillend je een oefenvorm kunt benaderen, is een partij een-tegen-een. Stel dat een van de twee spelers een echte dribbelaar is en de ander een goede combinatiespeler. Laat je de spelers scoren middels lijndribbel, dan zal alléén de speler die goed kan dribbelen in zijn kracht trainen. Zet je op beide lijnen echter een kaatser en kunnen de spelers ook een punt scoren door een een-tweecombinatie met zo’n kaatser te maken, dan kunnen beide spelers hun eigen stijl verder ontwikkelen. Zo kun je eindeloos variëren in al je oefenvormen. Gebruik je lijnvoetbal, doeltjes of pylonen? Is er wel of geen overtal in een partijspel? Speel je op een lang of op een breed veld? Elke verandering heeft effect op het spel en op de keuzes die de spelers hebben. Als trainer moet je jezelf steeds de vraag stellen: wat hebben mijn spelers nodig om zich te ontwikkelen? Zodat ze nóg beter worden in wat ze al goed kunnen.”
Creativiteit “Ik ben er geen voorstander van om bij alle oefenvormen exact voor te schrijven wat de spelers moeten doen. Ik leg liever kort uit wat de bedoeling is en laat de spelers vervolgens zelf nadenken over de wijze waarop ze de oefening uitvoeren. Weer een simpel voorbeeld: stel dat ik in de warming-up wil trainen op passeerbewegingen. Dan kan ik een parcours uitzetten en bij elke pylon een bepaalde beweging eisen. Maar ik kan ook zeggen: kies per pylon een andere passeerbeweging en bedenk zelf welke je doet, waarbij ik hen natuurlijk wél uitdaag om hun grenzen op te zoeken en nieuwe bewegingen te proberen.
Dit komt op een uitgebreidere manier terug in de oefenvorm 'Via pass- en trapvorm naar afronden en partijspel'. Daarin zit structuur, de spelers hebben extreem veel balcontacten in korte tijd, maar ze kunnen zelf ook veel keuzes maken in de manier waarop ze de oefening uitvoeren. Door op de juiste momenten een wedstrijdelement toe te voegen worden de spelers ook nog eens extra uitgedaagd en gedwongen om zo goed mogelijk samen te werken. Op deze manier ontwikkel ik de creativiteit van mijn spelers én laat ik ze geen dingen doen waar ze zich totaal niet prettig bij voelen. Een speler die uit zichzelf niet graag een kapbeweging achter zijn standbeen maakt, zal dat in de wedstrijd ook niet doen. Dus waarom zou je daarop trainen?”
John Cleese “Ik geef mijn spelers liever het gevoel dat ze vrijuit kunnen voetballen. Waarom kritisch zijn op iemand met een goed schot die iets te vaak op doel schiet? Waarom veel commentaar geven op een speler die goed kan dribbelen en een keer de bal verliest? De Engelse acteur John Cleese zei in 2014 bij College Tour over creativiteit het volgende: 'Creativiteit komt voort uit het onbewuste. Als creativiteit voortkwam uit intelligentie en logica, dan waren alle logische, intelligente mensen creatief. Maar dat zijn ze niet. Het is belangrijk dat je in een speelse ontspannen gemoedstoestand komt. Alleen als je ontspannen bent, hoor je wat het onbewuste je influistert.'
Iedereen zal dit herkennen. De beste ideeën heb je in momenten van rust, bijvoorbeeld onder de douche of tijdens een wandeling. Tijdens trainingen en wedstrijden zijn dat soort momenten er echter niet, dus moet je ervoor zorgen dat spelers op een andere manier in hun flow komen. Neem een speler als Giovanni Troupée. Hij kan prima verdedigen, maar valt nog meer op door zijn aanvallende inbreng. Natuurlijk zal al dat aanvallen weleens ten koste van het verdedigen gaan. Maar als het aanvallen aan het einde van de streep zo veel meer oplevert dan het bij het verdedigen kost, dan zal je toch wel gek zijn om Giovanni te vragen om zo min mogelijk op te komen en vooral goed de restverdediging te bewaken? Zo veel mogelijk mee naar voren juist, dan past de tegenstander zich vanzelf wel aan jou aan!”
Onvoorspelbaarheid “Ook technisch vaardige en creatieve spelers hebben een strijdplan nodig om resultaat te boeken. Het gaat, zeker op hoog niveau, niet werken als je zegt: doe maar wat jullie willen. Je moet dus afspraken met je spelers maken over zaken die jij belangrijk vindt in je speelwijze en die passen bij de capaciteiten van je selectie. Ik wil bijvoorbeeld graag dat mijn team initiatief neemt en zoveel mogelijk vooruit voetbalt. De as moet ruim bezet zijn, terwijl aan beide kanten één speler voor breedte zorgt. Mijn spelers moeten voortdurend reageren op bewegingen van hun ploeggenoten en op die manier continu ruimte voor zichzelf en elkaar maken.
Robby Alflen zei, toen ik bij FC Utrecht zijn assistent was: 'Ik zie elke wedstrijd van mijn eigen team, dus het moet wel leuk zijn om naar te kijken.' Daar ben ik het helemaal mee eens, al snap ik Ten Hag, onder wie ik na Alflen werkte, óók! Van hem hoefde voetbal niet per se leuk te zijn, hij vond het resultaat veel belangrijker. Daarin heeft hij natuurlijk gelijk, want zeker in het topvoetbal telt alleen de winst. Door spelers tegelijkertijd structuur én vrijheid te bieden, probeer ik te zorgen dat we tegenstanders kunnen verrassen. Want ik ben ervan overtuigd, dat onvoorspelbaarheid de sleutel is tot succes. Als je de creativiteit van technisch vaardige voetballers maximaal benut, kun je tegenstanders tot bepaalde keuzes dwingen en daaruit je voordeel halen.”
Boek “Het is de uitdaging ervoor te zorgen dat een buitenstaander niet kan ontdekken met welke formatie je speelt. Zelfs van mijn eigen ploegen dacht ik weleens een seconde: wat gebeurt hier nu precies? Als ik dan achteraf de beelden bekeek, constateerde ik dat alle posities bezet waren en dat alle afspraken waren uitgevoerd. Toch moeten de spelers altijd een bepaalde mate van vrijheid hebben om creatief en dynamisch te kunnen omgaan met de afspraken. Want je kunt een tegenstander niet verrassen, als je zelf alles vooraf al hebt ingevuld.
Dat is trouwens ook onmogelijk. Als er een boek zou kunnen zijn met de ideale speelwijze en tactiek, dan was dat boek allang gemaakt. Elke trainer, elke speler, elk team en elke situatie is tenslotte anders. Dáár moet je jouw spelers op voorbereiden. Verdedigend is dat overigens makkelijker dan aanvallend, met name als je zonedekking hanteert. Aanvallend wordt het, zeker in het hedendaagse voetbal, steeds belangrijker om manieren te bedenken om de hechte, zeer compacte verdedigingsmuren van tegenstanders kapot te spelen. Eigenlijk precies zoals Coerver dat omschreef dus!”
Anouar Kali “Door spelers tijdens oefenvormen een bepaalde mate van vrijheid te geven, ontwikkel je hun creativiteit en daag je hen uit, terwijl je ze ook dwingt om scherp te blijven. Niks is zo saai als wanneer je als speler aan het begin van de week al precies weet op welke dag je welke oefening gaat doen. Ik probeer iedere training minimaal één moment te creëren waarin creativiteit centraal staat, en dan natuurlijk wel een die past bij de trainingsdoelstellingen van die week en waarbij onze spelprincipes en afspraken van kracht blijven. Binnen die kaders kun je dan vrijheden geven en daarmee direct ook verantwoordelijkheid voor de invulling van die vrijheid bij de spelers leggen.
Een oefenvorm die ik daarvoor bijvoorbeeld gebruik, is een partijspel vijf tegen vijf (inclusief keeper), waarbij elk team vijf ballen krijgt om te scoren. De aanvallende partij is dan bezig met zaken als de derde man gebruiken, ruimte voor een ander maken, doorbewegen en het spel verplaatsen naar de plek waar de tegenstander de minste spelers heeft. Hebben zij onbeperkte tijd per bal, dan nodig je hen uit tot zorgvuldig combinatiespel. Werk je met beperkte tijd, dan zullen ze eerder geneigd zijn om risico’s te nemen en meer acties te maken. Het is maar net welk accent je in je training wil leggen. Bij de verdedigers let ik erop dat ze het veld klein en het midden dichthouden, dat ze elkaar rugdekking geven, dat ze de tegenstander naar de zijkant dwingen en daar vastzetten en dat ze na balverovering het spel snel hervatten en kijken of er afspeelmogelijkheden in de diepte zijn.
Bij FC Utrecht kreeg ik te maken met Anouar Kali, die tijdens het vijfballenpartijspel met zijn team eerst moet verdedigen. De tegenpartij scoorde niet één keer en toen kreeg het team van Kali vijf kansen om te scoren. Bij de eerste bal was het direct raak. Kali schoot bal twee tot en met vijf vervolgens gelijk uit en zei: 'Zo, we hebben met 1-0 gewonnen.' Iedereen keek wat ik deed, maar ik kon zijn creativiteit, en vooral zijn winnaarsmentaliteit, wel waarderen en zei niets. Het dwong mij echter wel om nog eens kritisch naar de oefenvorm te kijken. Als ik de vorm nu weer doe, bepaalt het doelsaldo hoe vaak de verliezer zich moet opdrukken. Kali zou nu waarschijnlijk gewoon doorvoetballen.”
Oplossingen “Vanaf maandag staan al mijn trainingsvormen van die week direct in het teken van de komende wedstrijd. Hoe kunnen wij ons het beste voorbereiden op de speelwijze van de aanstaande tegenstander? Ik werk meestal twee of drie opties uit en die trainen we. Stel dat de verdedigers van de tegenpartij over het algemeen in hun positie blijven. Dan zal je een middel moeten verzinnen om hen weg te lokken en daarop trainen, maar je moet de spelers ook voorbereiden op het zoeken van de ruimte áchter die verdedigers. Vanzelfsprekend houd ik daarbij rekening met mogelijke tegenzetten van mijn collega, maar bovenal richt ik me op de kwaliteiten van mijn eigen spelers: hoe kan ik die het beste tot uiting laten komen?
Ik bespreek veel met mijn spelers aan de hand van het tactiekbord of, nog liever, aan de hand van beelden. Ik vind het bijvoorbeeld belangrijk dat ze herkennen waar de ruimtes liggen en wat dat voor hen betekent. Als onze nummer zeven (de rechtsbuiten) het middenveld inzakt, wie kan dan de hoekruimte belopen? Onze rechtsback? Dat kan, maar wie vult zijn positie dan in? Moet dat altijd de rechtermiddenvelder zijn, of kan dat ook een van de twee centrale verdedigers zijn? En wat betekenen die keuzes bijvoorbeeld voor de andere middenvelders? Door er met spelers over te praten, hen beelden te laten zien en die situaties op het trainingsveld te laten terugkomen, gaan ze situaties steeds sneller, vaker en beter herkennen en komen ze zelf tot oplossingen. De twee verbindspelen (zie de oefenvormen) zijn goede middelen om deze aspecten trainbaar te maken, maar uiteindelijk komen deze situaties natuurlijk het meest herkenbaar aan bod in grote partijspelen.”
Pierre van Hooijdonk “In het ideale geval dwingen wij de tegenstander om díe keuze te maken, die wij het liefst hebben. Zeker als wij iets onvoorspelbaars doen, iets wat zij niet verwachten. Want elke keuze die de tegenstander maakt, heeft ook een nadeel voor hen. Het is dan vervolgens aan ons om dat nadeel te herkennen en om te buigen in ons voordeel. Met een tactisch foefje kun je betere tegenstanders immers aftroeven.
Toch kunnen spelers die in specifieke opzichten uitblinken nog steeds het verschil maken. Denk aan de vrije ballen van Pierre van Hooijdonk als speler van Feyenoord en in het huidige Nederlandse voetbal aan de duelkracht van Matthijs de Ligt, de voorzetten van PSV'er Angeliño, de steekpasses van Hakim Ziyech of de dribbels van Oussama Assaidi. Spelers die met hun kwaliteiten iets bijzonders toevoegen aan een elftal en daarmee het verschil kunnen maken in wedstrijden. Vandaar dat ik nog altijd enthousiast ben over de filosofie van Wiel Coerver, die uitblinkers wilde opleiden.”
Wil je het hele artikel lezen?
Log dan in met je account van TrainersMagazine of abonneer je op Het Voetbal KennisPlatform. Je hebt al toegang tot 1000+ artikelen voor minder dan drie tientjes per jaar.