Inloggen
U bent niet ingelogd. Inloggen
De voordelen van twee systemen
| Bedankt voor uw mening!
Vrijdag 22 November 2019


Jochem Twisker hanteert bij de Utrechtse derdedivisionist Hercules twee spelsystemen: eentje met vier verdedigers en eentje met vijf of drie verdedigers. Twisker legt uit waarom. “De meeste tegenstanders spelen met drie aanvallers. Als wij twee andere systemen beheersen, kunnen wij daar voordeel uit halen.”

Tekst en beeld: Martin Veldhuizen

Jochem Twisker is geen liefhebber van 1:4:3:3. “Ik vind het spel vaak heel erg statisch en stereotiep. De back speelt de bal naar de buitenspeler, die met zijn rug naar het doel staat. Voor een vleugelverdediger is niets lekkerder dan dat en voor de aanvaller is het lastig om met zijn gezicht naar de goal in een 1-tegen-1-situatie te komen. Vooral op amateurniveau vind ik het rendement van buitenspelers bijzonder laag, waardoor ik bijna nooit met drie aanvallers speel. Het is eigenlijk alleen een optie als ik een grote, sterke en balvaste centrumspits heb, die vanuit de backs ingespeeld kan worden. Maar dan heb je bijvoorbeeld ook middenvelders nodig die snel kunnen bijsluiten.”

Voordat Twisker in 2018 naar Hercules kwam, was hij trainer van De Dijk. Bij de Amsterdamse club was spelen met twee aanvallers nauwelijks bespreekbaar, toch deed Twisker het. “Dennis Kaars was met zijn snelheid en loopacties geen typische centrumspits. Als ik met drie aanvallers wilde spelen had hij naar de zijkant gemoeten en dan was ik zijn rendement kwijt. Daarom koos ik, tegen de clubcultuur in, voor twee spitsen, waarbij Kaars vooral de ruimtes opzocht.”

Buitenste middenvelders
Want, zo stelt Twisker, het 1:4:4:2-systeem biedt veel voordelen, zeker als de tegenstander met drie aanvallers speelt. En dat gebeurt nogal eens in de derde divisie waarin hij met Hercules uitkomt. “Driekwart van de ploegen speelt 1:4:3:3. In balbezit vallen dan direct twee zaken op. Wij hebben een middenvelder extra en onze twee spitsen staan 1-op-1 met het centrale verdedigingsduo van de tegenstander. Met dat gegeven proberen wij ons voordeel te doen.”

De buitenste middenvelders hebben daarbij een belangrijke rol, vervolgt Twisker. “Zij moeten continu spelen met de breedte van het veld. Bewegen zij richting de as, dan kunnen wij daar een overtalsituatie creëren wanneer de backs van de tegenstander aan de zijkant blijven. Knijpen de backs naar binnen, dan ontstaat er ruimte in hun rug waar onze backs en aanvallers gebruik van kunnen maken. En als onze buitenste middenvelders het veld breed maken, dan moet de tegenpartij opnieuw kiezen. Of er komt ruimte in de as van het veld, of aan de zijkant. In beide gevallen proberen wij op de helft van de tegenstander een speler met zijn gezicht naar het doel van de tegenstander in balbezit te krijgen. Met 1:4:4:2 dwing je de tegenstanders eenvoudigweg veel meer om keuzes te maken.”

 

Crossbal
Eén van de wapens in balbezit is de crossbal. In het ideale scenario heeft Twisker een links- en een rechtsbenige centrale verdediger in zijn ploeg, die beiden een goede lange pass in de benen hebben. “In het begin van de wedstrijd spelen wij graag een paar crossballen. Onze buitenste middenvelders kiezen daarbij afwisselend breed positie en wat meer naar binnen. Met die crossballen lokken we de tegenstander een keuze te maken. Vaak gaan ze al snel wat breder staan, waardoor er ruimte in de as komt. Dat biedt ons de mogelijkheid om tussen de linies te voetballen en begint fase twee: het creëren van kansen.”

In die fase spelen de aanvallende middenvelder en de twee spitsen een belangrijke rol, legt Twisker uit. “Onze nummer tien doet in eerste instantie niet echt mee. Hij anticipeert op de spits die zich laat inzakken om de opbouw in de eindfase te verzorgen. Net als de buitenste middenvelders die reageren op de beweging van die spits. Degene die het dichtstbij staat zoekt de aansluiting bij de aanvaller in balbezit, de ander gaat diep of benut de ruimte die eventueel aan de buitenkant ontstaat. De nummer tien moet kiezen: bijsluiten of de diepte zoeken. Dat hangt onder andere af van de reactie van de tegenstander. Blijft de verdediging van de tegenstander op linie, dan ontstaat er meestal ruimte in de as, zodat hij beter onder de man die de bal ontvangt kan komen. Dekt een verdediger van de tegenpartij door op onze spits die inzakt, dan ontstaat er ruimte achter onze aanvaller en moet hij met een loopactie daarvan proberen te profiteren. Op die manier scoorde Kaars veel bij De Dijk, eerder deed Kees Tol dat toen ik bij Spakenburg trainer was.”

Nummer tien
“De nummer tien moet goed reageren op de actie van de spits die zich aanbiedt. Hij moet in de eindfase van de aanval beslissend zijn. Ik heb liever niet dat hij voor de eerste bal komt, omdat hij daarmee de lijn naar de spits dichtloopt en omdat hij dan meestal met zijn rug naar het doel in balbezit komt. Of hij onder de spits komt of diep gaat hangt ook af van de positie van onze tweede aanvaller. Hebben we geen diepte, dan moet de nummer tien daarvoor zorgen. Staat de tweede spits wel diep, dan mag de nummer tien meer richting de bal bewegen.

Als wij vanuit onze centrale verdedigers opbouwen dan hebben wij dus een aantal opties: de crossbal, iemand tussen de linies vrijspelen of de inzakkende spits inspelen. Het is daarbij zaak om zo snel mogelijk een speler op de helft van de tegenstander met het gezicht naar de goal in balbezit te krijgen. Op dat moment moeten de twee aanvallers, de nummer tien en de buitenste middenvelder aan de kant waar de bal niet is zo snel mogelijk in het strafschopgebied komen om gevaar te stichten.”

 

Druk
Ook verdedigend biedt het 1:4:4:2-systeem voordelen ten opzichte van het traditionele 1:4:3:3, legt Twisker uit. “Bij de meeste ploegen gaat de eerste bal in de opbouw naar een van de twee centrale verdedigers. Met twee aanvallers heb je direct druk op dat tweetal. Voor de wedstrijd bepalen wij over welke flank wij de tegenstander willen laten opbouwen. Zodra de bal bij een van de centrale verdedigers is, zetten wij die van binnenuit onder druk. Meestal gaat de bal dan naar de back aan de kant waar wij hem willen hebben. Onze buitenste middenvelder aan die kant zet de back onder druk, vaak is dat niet de beste voetballer. De andere drie middenvelders staan 1-op-1 met die van de tegenstander.

Speelt de tegenpartij op het middenveld met de punt naar achteren? Dan speelt onze nummer tien op hun zes, de aanvallende middenvelder aan de balkant is voor onze zes en onze vierde middenvelder komt naar binnen om de resterende middenvelder van de tegenstander op te vangen. Spelen zij met de punt naar voren? Dan is hun nummer tien voor onze zes, onze nummer tien komt naar de balkant en de vierde middenvelder reageert op loopacties van de tegenstander. 

Ik zie in 1:4:4:2 ten opzichte van 1:4:3:3 eigenlijk geen nadelen. Als de buitenspeler van de tegenpartij naar binnen komt en de back buitenom gaat? In dat geval vangt de centrale verdediger aan die kant de buitenspeler op en blijft de back gewoon in zijn positie. Ik vind het geen enkel probleem om achterin 1-op-1 te spelen, mits we druk op de bal hebben. Want heb je dat onvoldoende, dan kom je met elk systeem in gevaar.. Dat is wat mij betreft direct het enige nadeel aan 1:4:4:2. Als je tegen een ploeg met vijf verdedigers of vijf middenvelders speelt, dan wordt goed drukzetten vrijwel onmogelijk.”

 

1:5:3:2
Hoewel 1:4:4:2 het favoriete systeem is van Twisker, varieert hij in zijn speelwijze ook door soms met drie verdedigers en vijf middenvelders – of vijf verdedigers en drie middenvelders – te spelen. “Hoe we dat precies invullen hangt af van de sterkte van de tegenstander en de plek op het veld. Worden wij teruggedrongen, dan is het al snel 1:5:3:2, in balbezit proberen wij er 1:3:5:2 van te maken. Deze speelwijze heeft in mijn ogen een aantal voordelen. De tegenstander krijgt moeilijk druk op ons, omdat wij op het middenveld altijd een mannetje over hebben. Bovendien kunnen wij met vijf middenvelders de backs van de tegenstanders nóg beter uit hun zone lokken. En met twee spitsen en twee centrale middenvelders hebben wij vier aanvallende spelers in de as van het veld. De tegenstander wordt gedwongen hiervoor een oplossing te bedenken.

Verdedigend geef je met vijf spelers achterin weinig ruimte weg, zeker als je inzakt. Komt hun back bijvoorbeeld buitenom en gaat de buitenspeler naar binnen, dan worden die twee door onze back en meest linker centrale verdediger opgevangen. Het middenveld staat 1-op-1 en de back aan de niet-balkant kan eventueel in het centrum assisteren. Vooral tegen een ploeg die met twee aanvallers speelt is dit ideaal.

Er kleven echter ook een paar nadelen aan deze speelwijze. Wij zijn verdedigend kwetsbaar als de tegenstander drie aanvallers heeft en wij hoog druk willen zetten. Want onze back zoekt meestal die van de tegenstander op en als hun buitenspeler vervolgens wordt ingespeeld, moet onze centrale verdediger aan die kant snel kantelen om hem op te vangen. Verder is de invulling van de buitenste middenvelders in deze speelwijze essentieel, zowel in verdedigend als aanvallend opzicht. De loopacties in iedere linie moeten goed zijn om voldoende mensen rond het strafschopgebied van de tegenstander te krijgen, maar ook om verdedigend de zaak dicht te houden.”

Spelprincipes
Twisker vat de spelprincipes die bij zijn speelwijze horen nog even samen. “Wij bouwen op via ons verdedigingscentrum, de speelwijze en acties van de tegenstander bepalen of wij dat via de as of de zijkant doen. Er zijn drie opties: wij kiezen voor een crossbal, wij proberen een speler tussen de linies met zijn gezicht naar de goal in balbezit te krijgen of wij spelen de inzakkende spits in om van daaruit de aanval op te bouwen. In onze speelwijze zoeken wij via loopacties graag de ruimte in de rug van de backs van de tegenstander. Maar als de tegenstander ons volledig onder druk zet, wordt alles anders en volgt vaak de lange bal.”

Verdedigend heeft Twisker eveneens een aantal vaste afspraken met zijn spelers. “Voor de aanvallers geldt dat ze hun verdedigers altijd voor zich moeten houden. We dwingen de tegenstander via het centrum op te bouwen en proberen de bal naar de zijkant te krijgen en te houden. Onze backs blijven in hun zone. Hebben wij geen druk op de bal, dan loopt de achterste lijn in principe niet naar achteren, maar schuiven wij eerst als een harmonica in elkaar om daarna de druk op te bouwen. Tenslotte moeten spelers het lef hebben om door te dekken. Als we druk op de tegenstander hebben, kunnen we achterin best 1-op-1 spelen.”

Kwaliteit
“Wij staan goed georganiseerd, zijn steeds beter in staat om zorgvuldig op te bouwen en we zijn in veel wedstrijden dominant. Helaas slagen wij er nog niet voldoende in om onze dominantie om te zetten in overwinningen. De afstemming in de eindfase van onze opbouw en het creëren van kansen kan en moet beter. Daar trainen wij veel op via positiespelen, pass- en trapvormen en oefeningen waarbij we die situaties nabootsen mét en zonder druk van tegenstanders. De meeste aandacht gaat daarbij uit naar het onder druk zetten van de tegenstander en de pass- en looplijnen op hun helft. Want als je erin slaagt de tegenpartij onder druk te houden, dan heb je vaker de bal, meer mogelijkheden om iets te creëren en controle over de wedstrijd.

Tachtig procent van de wedstrijden wordt beslist door de individuele kwaliteiten van spelers. Die laatste twintig procent kun je echter wél beïnvloeden door tegenstanders te verrassen. Onze standaard speelwijze is 1:4:4:2, de variant met vijf verdedigers of vijf middenvelders is in eerste instantie ontwikkeld om iets te kunnen forceren. Als wij op ons niveau – de derde divisie – twee systemen beheersen, dan kunnen wij daar voordeel uit halen.”
Wil je het hele artikel lezen?

Log dan in met je account van TrainersMagazine of abonneer je op Het Voetbal KennisPlatform. Je hebt al toegang tot 1000+ artikelen voor minder dan drie tientjes per jaar.

Abonneren voor €29
Het Voetbal KennisPlatform is gratis voor totaalabonnees op TrainersMagazine
Leren van topcoaches