Mauricio Pochettino, Gerardo Martino, Dario Franco, Diego Simeone, Jorge Sampaoli, Pep Guardiola – allemaal zijn ze geïnspireerd door Marcelo Bielsa en zijn manier van denken. Indirect gebruiken honderden en honderden managers onwetend de principes die door Marcelo Bielsa heilig worden verklaard.
Tekst: Marten Hamstra
Met name bij Athletic Bilbao, Newell's Old Boys en Chili heeft hij de harten van vele fans veroverd. Bij Newell's Old Boys hebben ze zelfs hun stadion 'Estadio Marcelo Bielsa' na hem vernoemd.
Om Bielsa af te rekenen op zijn prestaties zou verkeerd zijn omdat dit zijn invloed in het voetbal niet beschouwt en het geen kracht geeft aan zijn ideeën die kunnen veranderen hoe iemand denkt over het spelletje. Degenen die met Marcelo Bielsa hebben samengewerkt, hebben allemaal dezelfde mening – Bielsa heeft een manier om anderen te overtuigen dat er goed en fout is in het voetbal, althans in hoe je een idee tot leven brengt. Maar wat is zijn filosofie nu eigenlijk?
De hoogste prioriteit voor een team dat balbezit heeft, is om een doelpunt te maken. Op nummer twee staat een assist te geven. Na deze twee doelen kijken we naar de assist op de assist. Dit betekent het spelen van de bal in gebieden waarin we vervolgens een assist kunnen geven.
Elk team in balbezit heeft deze drie doelen. Hoe je tot deze doelen komt, daarin kunnen coaches nog wel eens van mening verschillen.
Gevaarlijke ruimtes
Na het bestuderen van Marcelo Bielsa zijn manier van denken, zien we dat hij het belangrijk vindt om lijnen te doorbreken. Eigenlijk betekent dit niks anders dan om de bal in de volgende ruimtes te spelen:
1. Voor de centrale verdedigers van de tegenstander;
2. Voor de vleugelverdedigers van de tegenstander;
3. Achter de vleugelverdedigers van de tegenstander.
Elk van deze ruimtes zorgt weer voor een andere reactie van de tegenstander.
Bijvoorbeeld als je speler de bal in de ruimte voor de centrale verdedigers van tegenstander kan aannemen met zijn gezicht naar de goal gericht, zal er mogelijk een centrale verdediger uitstappen zodat er ruimte ontstaat voor een steekbal naar je spits. Een andere mogelijkheid is dat de tegenstanders verdedigers uitzakken om de ruimte in hun rug te verdedigen. Dan zal er juist ruimte ontstaan voor de speler aan de bal en kan hij die ruimte in dribbelen.
Als je speler de bal in de ruimte voor de vleugelverdedigers van de tegenpartij kan aannemen met zijn gezicht naar de goal gericht, zal de vleugelverdediger druk op de bal moeten zetten. Vervolgens moet de dichtstbijzijnde centrale verdedigers rugdekking geven en de andere centrale verdediger voor de balans zorgen. Nu kan je spits gevaarlijke loopacties maken voor of achter de verdediger die voor balans zorgt.
Kan je speler de bal aannemen in de ruimte achter de vleugelverdedigers van de tegenpartij met zijn gezicht naar de goal gericht, zal er of een centrale verdediger of een verdedigende middenvelder moeten uitstappen om druk te zetten. In beide gevallen ontstaat er ruimte. Of je spits kan bij de eerste paal vrij komen of je speler aan de bal kan de bal terugtrekken op de rand van het zestienmetergebied.
Tegenstander uitspreiden
Mochten we niet kunnen scoren, een assist geven, een assist op de assist geven en in de gevaarlijke ruimtes komen, dan moeten we kijken hoe we omstandigheden kunnen creëren waardoor we deze doelstellingen wel kunnen behalen. Vaak kunnen we deze doelstellingen niet behalen om een van de volgende drie redenen:
1. De tegenstander staat horizontaal compact;
2. De tegenstander staat verticaal compact;
3. De tegenstander dekt de ruimte tussen het middenveld en de verdediging goed af.
We zullen dus de tegenstander horizontaal moeten uitspreiden, de tegenstander verticaal moeten uitspreiden en ruimte moeten creëren tussen het middenveld en de verdediging . Deze drie processen kunnen worden opgelost door verschillende vormen van communicatie tussen spelers.
Kunnen we gaten creëren waar we doorheen kunnen spelen?
Er zijn verschillende manieren om passlijnen te creëren en welke manier je als coach gebruikt, hangt af van welke spelers je tot je beschikking hebt, de gebieden waar je een kwalitatieve superioriteit hebt (speler tegen speler) en de sterktes en zwaktes van de tegenstander. Twee manieren zijn:
1. Principe van de ruit
Er zijn drie verschillende type passes. Als je met je rechtsbuiten, rechtsback, rechter centrale verdediger en rechter centrale middenvelder een ruit maakt waarbij je rechtsbuiten achter het middenveld van de tegenpartij staat, dan is een eerste lijn pass een pass die voor het middenveld blijft. Een tweede lijn pass is een pass die om het middenveld heen gaat en een derde lijn pass is een pass die door het middenveld heen gaat. Een eerste lijn is pas waardevol als er een structuur is van non verbale communicatie waarbij spelers zich realiseren dat er ruimte is gecreëerd waardoor de derde lijn pass gegeven kan worden.
2. Overload to Isolate
Overload to Isolate zorgt ervoor dat de tegenstander met meer spelers naar een kant van het veld zal trekken waardoor er ruimte vrij komt aan de andere kant van het veld. Met een crosspass kan er een kwalitatieve (1 tegen 1) of een kwantitatieve (2 tegen 1) superioriteit op de onbewaakte flank gecreëerd worden. Deze structuur kan ook zorgen voor een grotere kans op centrale penetratie omdat de tegenstander meer afstand moet overbruggen.
“Move the opponent, not the ball. Invite the opponent to press. You have the ball on one side, to finish on the other” – Pep Guardiola
Kunnen we ruimtes tussen het middenveld en de verdediging te creëren?
De eerste vraag die we onszelf zouden moeten stellen is: staat de verdedigende lijn van de tegenpartij hoog genoeg om er gebruik van te maken? Mocht dit niet het geval zijn of staat de tegenstander zo dat we geen kansen krijgen dan zijn er verschillende manieren om ruimte te creëren voor de verdedigende lijn van de tegenstander. Manieren om ruimte tussen de linies te creëren zijn:
1. Eerste lijn passes om spelers van de tegenpartij naar je toe te trekken waardoor er een groter gat tussen het middenveld en de verdediging ontstaat;
2. Dribbelen met als doel ruimte creëren voor een teamgenoot;
3. La Pausa, een speler aan de bal die een verdedigende speler of linie aantrekt om zo ruimte te creëren voor een medespeler;
4. De bal achter de verdedigende lijn spelen, maar alleen als je een hoge kans van succes hebt;
5. Een speler voorbij dribbelen om zo de situatie te veranderen en verdedigers aan te trekken;
6. Je aanvallers zo diep mogelijk laten spelen waardoor het veld groot wordt;
7. Rotatie en beweging van spelers;
8. Het uitlokken van de tegenstander door gebruik te maken van pressing triggers.
Pressing triggers zijn vaak aangeleerde momenten waarop teams druk gaan zetten en hun compacte blok verlaten. Een bekend voorbeeld van een pressing trigger is dat er bij balverlies gelijk druk wordt gezet zodat het aanvallende team zich niet kan organiseren. Aan de hand van de zes seconden regel kunnen we opmaken dat de omschakeling van verdedigen naar aanvallen zes seconden duurt. Andere voorbeelden waarbij vaak druk gegeven wordt, zijn: een slechte aanname, een bal die lang onderweg is, een langzame terugspeelbal, een speler die de bal aanneemt zonder dat hij opengedraaid staat, een lange pass door de lucht of als een speler aan de bal is met zijn verkeerde been. Ook kan een team er voor kiezen om pressing traps te zetten. Dit houdt in dat een team de tegenstander in bepaalde gebieden dwingt om ze daar vast te zetten.
We kunnen dus ruimte tussen de linies creëren door individuele acties en door te begrijpen hoe de tegenstander reageert op verschillende pressing triggers.
Kunnen we manieren bedenken om de linies van de tegenstander in rechte lijnen te trekken?
Om lagen tussen de linies van de tegenstander te verwijderen en er dus een vlak middenveld ontstaat, zul je de speler die verantwoordelijk is, moeten aantrekken. Dit kun je doen door de bal in de buurt van deze speler aan te nemen zodat hij druk gaat zetten. De speler die de bal heeft aangenomen heeft nu de volgende opties: hij kaatst de bal waar na er een andere speler de vrijgekomen ruimte in duikt om de bal weer te ontvangen. Hij kaatst de bal waar na hij zelf die ruimte in duikt of hij kan de speler die druk zet passeren en zo de ruimte tussen het middenveld en de verdediging van de tegenstander in dribbelen. We kunnen spelers van de tegenpartij ook aantrekken door het bewegen zonder bal alleen.
Switch and Slice
Als we de mogelijkheid niet hebben om in de gevaarlijke ruimtes te komen met de bal, dan moeten we het spel verplaatsen naar een ander gebied om zo nieuwe ruimtes te vinden in het blok van de oppositie en tevens de oppositie van het ene gebied naar het andere te verplaatsen.
Het veld kan worden opgedeeld in vijf zones. Zones een en vijf zijn de flanken, zones twee en vier zijn de ‘halfspaces’ en de grootste zone drie is de centrale zone. Het idee is om het spel zo te verplaatsen met als doel nieuwe passlijnen te vinden en waar mogelijk lijnen doorbreken.
Een vraag die vaak gesteld wordt, is: welke afstand moet de bal horizontaal overbruggen om nieuwe paslijnen te vinden zodat we kunnen penetreren? Het antwoord hierop is dat er minimaal vijftien meter nodig is om het beeld te veranderen en nieuwe mogelijkheden te creëren. Daarom wordt er vaak aan de centrale verdedigers gevraagd om minimaal een volle zone uit elkaar te staan om de bal te ontvangen.
De ‘Switch and Slice’ theorie suggereert dat hoe groter de afstand dat de bal verplaatst wordt, hoe groter de kans is dat het dat de tegenstander ruimte vrij geeft. Daarom is een directe pass switch waardoor er gelijk gepenetreerd kan worden altijd meer waard dan een hoge pass of het langzaam rondspelen van de bal.
Uiteindelijk is het doel van horizontale balcirculatie om nieuwe situaties te ontdekken door langs de druk van de tegenpartij te spelen om zo penetratie mogelijkheden te vinden en lijnen te breken waardoor we weer in de gevaarlijke ruimtes kunnen komen.
De bal houden
Het laatste doel in balbezit is om het balbezit te behouden en om te weten dat met elke nieuwe pass je weer terug gaat naar het doel wat de hoogste prioriteit heeft, namelijk: de bal in gevaarlijke ruimtes krijgen.
Om balbezit te houden heb je spelers nodig die technisch vaardig zijn. Er zijn verschillende gedachten over de ontwikkeling van creativiteit, improvisatie en een skill set die er voor zorgt dat spelers oplossingen kunnen vinden in situaties op het veld waarin de druk groot is. Je kunt niet ontkennen dat een speler die domineert in één tegen één situaties het beeld van de wedstrijd kan veranderen. Je zou kunnen zeggen dat voetbal een spel is van elf één tegen enen.
Er zijn zes verschillende één tegen één situaties:
1. Een verdediger voor je;
2. Een verdediger in je rug (75% van de situaties waarbij je de bal ontvangt, is met een man in je rug);
3. Een verdediger van opzij;
4. Een verdediger die uitgespeeld is maar zich terug in het duel vecht;
5. Geen verdediger (door beweging);
6. Luchtduels van de situaties hierboven.
Pepijn Lijnders staat wereldwijd bekend als een van de beste coaches als het gaat om het ontwikkelen van technisch begaafde spelers. Hij heeft zijn ideeën onder andere bij PSV, Porto en nu Liverpool toegepast. Lijnders zijn model van ontwikkeling bestaat uit twee delen.
Deel één richt zich vooral op de individuele ontwikkeling van de speler. De vijf punten om een goede aanvallende techniek te ontwikkelen zijn:
1. Controle van het lichaam en de bal;
2. Leren hoe je de bal kunt afschermen en hoe je vrij kunt komen met de bal;
3. Leren hoe je je tegenstander kunt uitspelen en hoe je de ruimte in kunt duiken;
4. Leren hoe je kunt scoren door middel van een schot, een volley of door te koppen;
5. Leren om de ruimtes tussen de linies te benutten.
Deel twee richt zich meer op het spel zelf. Er zijn drie punten in dit deel:
1. Meer en beter bezit van de bal (individuele, coöperatieve en collectieve uitingen);
2. Meer kansen creëren (individuele, coöperatieve en collectieve uitingen);
3. Meer doelpunten maken (individuele, coöperatieve en collectieve uitingen).
Zoals hier boven te zien is, zijn er volgens Lijnders drie soorten uitingen in het spel en deze vormen ook de verschillende bouwstenen van zijn coach model:
1. Individuele uiting (wat doet één speler met en zonder bal);
2. Coöperatieve uiting (tussen verschillende sectoren of groepen spelers)
3. Collectieve uiting (alle spelers)
“I strongly believe that the individual should serve the team, and the team should serve the individual. The reciprocal objective is to banish insularity and individuality, to empower and promote the team and to create cohesion and togetherness... The team training session (cooperation) helps the individual to develop and the individual training session helps to develop the collective.” – Pepijn Lijnders
Kortom, bij elke pass moet de speler die de bal ontvangt zichzelf de volgende vraag stellen: zijn er mogelijkheden om gebruik te maken van een fout in de structuur van de tegenpartij om zo in de gevaarlijke gebieden te komen en uiteindelijk kansen te creëren?
Waar Marcelo Bielsa het meest bedreven in is, is het overbrengen van de verschillende structuren die spelers binnen dit kader van doelstellingen moeten herkennen. In Bielsa zijn eigen woorden: verticaliteit, beweging, rotatie, concentratie en improvisatie vormen de implementatie van zijn filosofie. Bielsa is simpelweg de bemiddelaar tussen de filosofie van het voetbal en de spelers.
Conclusie
Voor wie geïnteresseerd is in tactiek en zijn of haar theoretische kennis daarover wil vergroten is dit boek een aanrader. Voor mij heeft het de manier waarop ik naar een wedstrijd kijk in positieve zin veranderd. Het is niet het makkelijkste boek om te lezen en niet zomaar een verzameling van oefenvormen. Het doel van de schrijver is dan ook om coaches te stimuleren om over voetbal na te denken zoals Bielsa dat doet en om vervolgens te kijken hoe ze deze theorie in hun eigen omgeving kunnen toe passen.
Log dan in
met je account van TrainersMagazine of abonneer je op Het Voetbal KennisPlatform. Je hebt al toegang tot 1000+ artikelen voor minder dan drie tientjes per jaar.