“Ik zie deze periode, net als de eerste corona-periode, als kans. Als trainer wil je natuurlijk altijd extra tijd waar je als trainer je speelwijze kan inslijpen, spelers kan leren kennen en waarin je spelers individueel beter en fit kan maken. Die tijd is er nu opeens.” Aan het woord is Jurriaan van Poelje, hoofdtrainer van Baronie.

Tekst: Paul van Veen

“De teleurstelling dat we geen wedstrijden en partijvormen op de training mogen spelen, is natuurlijk aanwezig, maar je moet als team en als trainer altijd het optimale uit de situatie die ontstaat halen. Dat is de insteek die we als staf, maar ook als spelersgroep hebben. Dat heeft met een stukje intrinsieke motivatie en positiviteit te maken. Altijd kijken naar wat er wel kan, in plaats van wat er niet kan.” 
“Ik vind het als trainer belangrijk dat ik creatief ben. Ik moet in deze situatie vormen verzinnen waarin we gericht trainen, fysiek geprikkeld worden, spelers uitgedaagd worden en spelers plezier hebben. Dat kan, als je dat maar graag wilt.” 


Voetballiefhebbers
“Ik hoef gelukkig niet zoveel moeite te doen om iedereen enthousiast te krijgen. Het fijne is dat de spelersgroep ook heel graag wilt. Als we spelers zouden hebben die er geen zin in zouden hebben en niet willen trainen, dan hebben we in mijn visie de verkeerde spelers in de selectie. Want ik vind het belangrijk dat de selectie bestaat uit voetballiefhebbers en die graag beter willen worden. Niet alleen in deze tijd, maar ook in ‘normale tijden’. Dit is inmiddels mijn vijfde jaar en we hebben kunnen sleutelen aan een selectie vol met spelers die graag willen. We zijn zelfs van 3x trainen naar 4x trainen gegaan, want op zondag trainen we ook gewoon.”

“De spelers hebben een enorme drive om beter te worden. Dat is voor een trainer een heerlijke situatie om in te werken. Ook ik heb natuurlijk wel eens spelersgroepen gehad waar je veel harder moest trekken om spelers vooruit te krijgen. Dat kost niet alleen veel energie, maar leidt af en gaat ten koste van de ontwikkeling. In mijn optiek kun je alleen met gemotiveerde mensen het optimale bereiken.” 

“Voor de trainingen in deze weken maken we van tevoren groepen van vier. Dat wil je niet op het veld doen, want we willen dat het al georganiseerd is. Het is dus belangrijk dat je van tevoren alles hebt uitgedacht als staf. Wij maken groepen op basis van positie, we zetten de linies bij elkaar, zodat je in de trainingsvormen vanuit posities en linies gericht kan trainen. Dat bevordert ook het samenspel, want hierdoor raken spelers beter op elkaar ingespeeld.” 


Veldindeling
“Wij verdelen hierbij het veld in vier kwarten. Wij hebben 16 spelers, twee keepers en een heel veld tot onze beschikking. Op ieder kwart wordt er door een groep getraind, waardoor ze afstand hebben ten opzichte van elkaar en ook binnen die groepen op afstand kunnen blijven trainen. Daarnaast heeft iedere groep voldoende (tien) ballen, zodat de randvoorwaarden goed ingericht zijn. We hebben ook afgesproken dat ze pas een minuut van tevoren aankomen, omdat je anders toch het risico loopt dat spelers met elkaar gaan praten. Je wilt dat de regels zo goed mogelijk nagekomen worden, omdat we heel graag willen doortrainen en dan zijn dit nu eenmaal de regels. Zo hebben we het ook met de club afgesproken. Je bent als trainer verantwoordelijk voor het naleven van de regels en ik ben daar heel scherp op, zodat we daar geen fouten in maken en teruggefloten kunnen worden. Dat vraagt om een stukje discipline. Als je wilt blijven trainen, dan moet je het goed uitdenken en ook blijven uitvoeren.”
“Iedere groep start in een eigen vak en start daar met een lange warming-up. Vervolgens delen we de training op in vier tijdsdelen, bijvoorbeeld 4x20 minuten. Tussendoor wisselen ze van vorm, zodat je met iedere groep gerichte oefenvormen kan doen. Wij kiezen voor vier keer trainen in de week, waarbij we er bij drie echt gericht werken en er een training is waarbij we vooral plezier-vormen doen. Dat werkt bij tot op heden bij ons heel erg goed.” 


Keepers
“Hierbij hebben we de beschikking over twee keepers. Die staan los van de groep en we zorgen ervoor dat ze altijd veel afstand houden tot de spelers. Dit is heel fijn, want op die manier kunnen we spelers vanuit hun eigen vak op doel laten schieten. Op die manier hebben de pass- en trapvormen ook meteen een richting. Als we met de verdedigers werken, dan kunnen we bepaalde passes trainen die bij de opbouw vooral naar voren komen en die kunnen uitmonden in een schot op doel. Dat is dan een laatste pass naar de spits, maar we laten deze pass richting doel gaan, omdat dat altijd een beter gevoel geeft. Maar de passes die daar vooraf aan gaan zijn puur vanuit de speelwijze bedacht. Bij aanvallers en middenvelders doe je dat ook.”

Denk hierbij bijvoorbeeld aan:
- Middenveld: Een passvorm met een lopende middenvelder die achter de verdediging komt. Dan laat je bijvoorbeeld de eindpass geven door een controlerende middenvelder
- Aanval: Het moment dat de spits zich moet laten uitzakken tussen de linies en open moeten draaien en een andere spits weg door middel van een steekpass aanspeelt

“Hierbij gebruiken we ook vaak poppen, die we steeds van positie wisselen, om ze te prikkelen, zodat ze moeten inspelen op de nieuwe situatie.”


Fysiek
“Naast de twee vakken rondom de middenlijn, hebben wij vaak een vak waarin spelers fysiek geprikkeld worden. Denk hierbij aan loopvormen met wenden & draaien of aan krachtvormen. Dat kan zonder bal zijn om ze fysiek te prikkelen, maar kan ook met bal. Ook hier werken we positiegericht. Bij sprintvormen doen we bijvoorbeeld bij de centrale verdedigers iets anders dan bij backs. Opkomende backs maken vaak een langere sprint om vrij te komen. Een buitenspeler maakt meestal sprints van twintig meter. Bij een centrale verdediger zijn het vaak toch wat kortere afstanden, waarbij het gaat vaak om compact aansluiten en bij een mogelijke dieptepass de diepte eruit te halen. Zij maken vaak korte sprints in een andere lichaamshouding. Zij moeten namelijk opengedraaid staan om de bal en de man kunnen blijven zien. Een buitenspeler sprint vaak rechtdoor. Wij als staf moeten steeds proberen om het positiegericht te houden.”

Het vierde en laatste vak is waarin we spelers technisch kunnen laten werken. Denk bijvoorbeeld aan:
- Volleren
- Wreeftrappen
- Crossballen

“Als je bijvoorbeeld twee doeltjes tegen elkaar zet met de ruggen naar elkaar, dan kunnen ze elkaar aangooien en volleren. Of een crossbal geven en dan koppen. Je kunt dit bijvoorbeeld weer koppelen aan verdedigend of aanvallend koppen. Zo vul je dat steeds in vanuit de linies. Alles kun je doen als je maar creatief bent.”


Weerstand
“Je hebt in deze training niet meer de weerstand van een duel, maar de weerstand zit nu vooral in ‘wat vragen we van jou in de wedstrijd’. Zo kun je verdedigend met de laatste lijn prima trainen op het goede moment diepte eruit halen. Vervolgens, als deze diepe bal dan komt, deze goed wegkoppen en het vervolgens weer als laatste lijn compact bijsluiten. Of trainen op het moment dat een verdediger de bal aanvalt en dat de andere verdediger er achter kruipt. Als je dat twintig minuten doet en spelers 40 van dat soort ballen laat verwerken, dan worden ze daar gewoon beter van. Je dwingt ze ook om na te denken hoe ze die bal te verwerken en hoe je die bal weg kan koppen. Die tijd heb je nu met jouw spelers. Natuurlijk is het leereffect groter als je hierbij met vier trainers staat, zoals wij dat hebben.”


Verschil maken
“Naast de kansen om tijdens deze periode aan details te werken, is het ook een kans om je te onderscheiden van andere clubs. We willen heel graag kampioen worden en staan nu bovenaan. We gaan er alles uithalen met de beperkingen die er zijn. Wij gaan proberen beter te worden deze periode. Als andere clubs dat minder doen of zelfs niet trainen, dan is dat is dat winst voor ons. Als je het zo brengt naar spelers, dan beseffen dat nu het moment is dat het je verschil kunt maken. Met andere woorden: deze periode is een kans.”

Later deze week een aantal voorbeelden van de vormen van Jurriaan.