Inloggen
U bent niet ingelogd. Inloggen
Videoanalyse inzetten als positieve interventie
| Bedankt voor uw mening!
Woensdag 9 Maart 2022


“Op de lange weg van talentvolle jeugdsporter naar topsporter is de mentale druk om te presteren groot.” Het is de eerste zin uit het onderzoek van Sebastiaan Borgardijn tijdens zijn studie Physical Education and Sport Pedagogy. Hij onderzocht een interventie gericht op positieve videofeedback, waar Jim Brinkhof, trainer van Jong PEC Zwolle Vrouwen, onlangs een vervolg aan gaf. Wat zijn de lessen die we kunnen trekken uit deze onderzoeken?


Tekst: Paul van Veen | Beeld: PEC Zwolle & Orange Pictures

“Dat videofeedback een steeds grotere rol krijgt, is algemeen bekend”, begint Borgardijn. “Ik werd geïnspireerd door trainers als Julian Nagelsmann, die grote videoschermen langs het trainingsveld laten zetten om tijdens trainingen situaties stop te zetten en spelers direct situaties te laten zien.”

“Maar ik dacht ook meteen: kunnen spelers het ook niet zelf stopzetten? Dat is namelijk ook belangrijk. Voor het onderzoek heb ik eerst vooral gekeken naar hoe videoanalyse op dit moment werd ingezet en daaruit kwam de conclusie dat spelers vaak vooral ontvangers waren en de coach de regie heeft over de keuze van de videobeelden die ze te zien kregen, zowel in groepsverband als individueel.”
“Dit, terwijl we juist als trainers vanuit een motivationeel sportklimaat training willen geven en daarin speelt het ontwikkelen van zelfregulatieve vaardigheden een belangrijke rol. Dat betekent dus dat het belangrijk is dat de spelers zelf de regie in handen krijgen.”

“Ten tweede viel op dat videofeedback vaak gericht is op wat er fout gaat. En als er iets wel goed gaat en dat benoemd wordt, wordt dat toch vaak gevolgd met een opmerking over wat er nog beter kan. Met andere woorden: de feedback wordt vaak negatief ingestoken.”

De laatste jaren komen er steeds meer verhalen naar boven van hoe verschillende sporters de mentale druk ervaren die komt kijken bij het zijn of het worden van topsporter. “Inmiddels is uit onderzoek ook bekend dat het geven van positieve feedback zeer belangrijk is. Temeer omdat (top)sporters vaak al een negatief zelfbeeld hebben en vooral kijken naar dingen die nog beter kunnen.”

“Vanuit die twee conclusies willen we graag een interventie ontwerpen, gericht op positieve feedback en waarbij spelers zelf de regie in handen hebben.”

Dit onderzoek werd opgezet met de MO14 van PEC Zwolle. “In de opzet waar we voor gekozen hebben, kregen speelsters de beelden van een trainingsvorm toegezonden. Hun opdracht was om van die training één fragment uit te kiezen, waarin ze zichzelf een compliment wilden geven. Dit fragment stuurden ze vervolgens naar de trainer en in een kort gesprek lieten ze dit fragment zien en mochten ze uitleggen welk compliment ze hier aan zichzelf wilden geven.”

“Deze methode voldoet aan beide voorwaarden: de spelers hebben de regie en positieve feedback stond centraal.”

“We hebben hierbij bewust voor trainingsvormen gekozen, omdat we beelden wilden geven met veel herhalingen en waarin spelers vaak een keuze moesten maken. Als je bijvoorbeeld beelden van de wedstrijd neemt, je verdediger bent en er alleen op de helft van de tegenpartij gespeeld wordt, dan wordt het erg lastig om beelden uit te zoeken waar je een compliment over moet geven. Als je een goede trainingsvorm kiest, dan weet je zeker dat ze zichzelf in tien minuten heel vaak voorbij zien komen.”
“Het onderzoek leverde ontzettend interessante beelden op. Dan krijg je als trainer bijvoorbeeld een fragment van een speelster die op doel schiet, de bal niet goed lijkt te raken, waardoor de bal in de handen van de keeper hobbelt. Dan zit je toch even als trainer te denken wat het compliment gaat zijn dat hierbij hoort. Of heeft de speler misschien een verkeerd filmpje ingestuurd?”

“Maar dan bleek ook meteen de waarde van het gesprek. Die speelster gaf immers tijdens het gesprek aan dat ze normaal vanuit die positie niet op doel durft te schieten, omdat ze bang was voor de reactie van haar ploeggenoten. Dus die speelster gaf zichzelf een compliment dat ze durft te schieten. Of je kreeg een fragment van een speelster die een actie maakt die niet lukt, maar toch zichzelf een compliment gaf voor het proberen van die actie. Of een speelster had een clip met een mooie crossbal. Die herkende ik als trainer wel, maar het verhaal erachter dat kende ik niet. Het bleek dat die speelster zichzelf een bepaalde doelstelling had gegeven, daarop aan het trainen was en dit was een van de eerste keren dat het lukte.”

“Een waardevolle les die we hieruit geleerd hebben, is dat dit soort fragmenten veel beter aansluit bij de belevingswereld van de speler. Dat je dit soort dingen krijgt te horen van een speler, is natuurlijk hele waardevolle informatie voor jou als trainer die je in de coachingspraktijk kan meenemen. Het zorgt dan ook voor een betere verbondenheid tussen de speler en de trainer. We hebben te weinig onderzoek gedaan om de wetenschappelijke conclusie te trekken dat dit goed is voor de zelfregulatie, maar je zag toch weer een relatie met doelstellingen die ze voor zichzelf gesteld hadden. Dit is dan ook een onderdeel van het reflecteren binnen de zelfregulatie.”

“Een andere opvallende conclusie was dat speelsters in het begin moeite hadden met het vinden van een fragment. Ten eerste dachten ze vaak in goed en fout. Daarom was het goed dat we juist hebben laten zoeken naar beelden waarin ze zichzelf een compliment gaven, want dan blijf je weg uit of iets goed of fout is. Door te praten over een compliment, kunnen speelsters namelijk zichzelf een compliment geven over iets wat eerst niet lukte en nu een beetje lukt. Denk bijvoorbeeld aan dat schot wat in de handen van de keeper rolt. Het is belangrijk om even stil te staan bij die vooruitgang.”
“Een ander gevaar wanneer je over goed en fout praat, is dat de speelster beelden gaat kiezen waarin zij denkt dat de trainer dat goed of fout vindt. Is dat dan nog steeds iets wat de speelster zelf belangrijk vindt of gaat ze dan sociaal-wenselijke beelden laten zien? Wij vinden dat je er alles aan moet doen om het perspectief van de speler centraal te zetten.”

“Ten tweede merk je toch weer dat ook speelsters vooral kijken naar wat nog beter kan. Ze vinden het moeilijk om die negatieve bril af te zetten en willen ook graag van de trainer horen wat die ervan vindt. Dat de trainer hier niet op inging, vonden ze in het begin ook raar. Misschien komt dat ook wel door de manier waarop wij talenten opleiden, waarin beter worden vaak centraal staat.”
 

Marieke Fix, zelf ook onderzoeker, begeleidde zowel het onderzoek van Borgardijn als het onderzoek van Brinkhof (zie verderop): “Wat mij vooral opviel, was dat de coach een heel andere rol krijgt. Doordat de speler eige-naar wordt van het videofragment, brengt dit de coach in een heel ongemakkelijke situatie. Die moet namelijk een situatie gaan bevragen over een compliment dat een speler aan zichzelf geeft. Ik weet niet of jij als trainer dat weleens zelf gedaan hebt, maar dat is hartstikke moeilijk. Trainers hebben meestal nog wel het idee dat ze met iets positiefs moeten beginnen, maar het tweede deel van de zin is vaak funest voor het compliment. Een aantal voorbeelden:

- Klopt, dat is een mooie pass en zou je aan je aanname nog iets veranderen?
(Het compliment wordt hier weggevaagd door te focussen op iets wat in de situatie nog om verbetering vraagt)

- Klopt, die pass is geweldig en welke andere keuze had je ook kunnen maken in plaats van passen?
(In deze vraag ligt een oordeel van de foute keuze opgesloten)

- Ja de pass is mooi, maar gaat de pass ook naar de juiste persoon vind jij?
(Dit is een suggestieve vraag, de trainer wil dat de pass de andere kant op gaat)


Vragen
Tips voor vragen die je in dit soort feedback-gesprekken kunt gebruiken:
-Waarom heb je dit fragment gekozen?
-Wat neem je mee uit dit fragment?
-Hoe zou je dit verder kunnen inzetten?
-Wie van jouw medespelers profiteren ervan dat jij zo’n pass kunt geven?
-In welke andere situaties is deze pass toepasbaar?
-Wat heb jij nodig om deze pass te kunnen geven?
-Wat doen de anderen goed zodat jij deze pass kunt geven?
-Wat zou deze pass kunnen opleveren in een ideale situatie?
-Weet je nog wat je dacht toen je deze pass gaf?
-Hoe komt het dat je er zo trots op bent?


“Dat is voor mij als onderzoeker ook interessant. Als je dit breed gaat implementeren, moet je er wel voor zorgen dat alle coaches in staat zijn om zo’n gesprek te voeren.”
Borgardijn: “Dit heb ik inderdaad ook als heel moeilijk ervaren. Soms krijg je een fragment waarbij de speelster bijvoorbeeld heel trots is op een pass, maar dan denk jij als trainer dat dit nog veel beter kan of je ziet een andere speelster helemaal vrij staan. Die gedachte moet je eigenlijk meteen uitschakelen, je moet je als trainer aansluiten bij de belevingswereld van die speelster. Dat is ontzettend belangrijk, anders beïnvloed je misschien de beelden die je de volgende keer gaat krijgen. Je merkt ook de eerste keer dat een speelster het heel spannend vindt en ook dat is onderdeel van het proces. Uiteindelijk moet je een band opbouwen waarin je het samen gaat doen.”

“Ik denk dat ik het vooral moeilijk vond, omdat ik eigenlijk nog nooit in dit soort gesprekken zat. Je krijgt er op een gegeven moment wel handigheid in, maar als trainer moet je leren om dit soort gesprekken te voeren.”

Vervolgonderzoek
Borgardijn deed dit onderzoek in zijn tijd dat hij werkzaam was bij PEC Zwolle en heeft het onderzoek gedaan bij de MO14 van PEC Zwolle. Jim Brinkhof, trainer van Jong PEC Zwolle Vrouwen, was zeer geïnteresseerd in het onderwerp en was benieuwd naar het effect van deze methode bij oudere leeftijdsgroepen. Daarom herhaalde hij samen met Fix dit onderzoek van Borgardijn.

Brinkhof: “Ik merkte dat een aantal meiden veel vertrouwen kreeg uit het zoeken van een fragment waar ze zichzelf een compliment gaven. Die speelsters leggen de lat soms zo hoog voor zichzelf. Als je ze dan dwingt naar een compliment te zoeken, dan zien ze soms ook beter de stappen die ze al maakten. Je zag bij mijn onderzoek dat diverse speelsters op zoek waren naar bevestiging bij mij om te horen wat ik ervan vond. Speelsters kwamen dan ook vrij snel zelf met het idee om zichzelf - naast het compliment - ook een tip te geven of zelfs de volgende stap: om de trainer ook een vraag te stellen.”

Borgardijn: “Deze methode komt uit het onderwijs. Er is een aantal typen aanwijzingen: het compliment, de tip en de vraag. Als je met deze interventie begint, dan is het het meest logisch om met het compliment te beginnen. Immers, je gaat in gesprek met de trainer en die weet normaal gesproken meer dan de speler, dus is het raar om met een tip te beginnen, een compliment is een stuk veiliger. Als de speler verder is, dan kun je over de tip beginnen, maar dan is het wel belangrijk dat de relatie tussen de trainer en de speler goed is, want het wordt dan wel steeds complexer.”
Brinkhof: “Ik merkte, net als Sebastiaan, dat spelers erg blij kunnen zijn met kleine dingen. Zo was er pas een speelster die het coachen wilde verbeteren en zichzelf een compliment gaf omdat ze met haar arm naar een bepaalde situatie wees, om zo een medespeler te helpen.”

Fix: “In dit tweede onderzoek hebben we ook aan de speelsters gevraagd waarom ze nou precies die beelden hebben gekozen. Je hebt 25 beelden waarin je iets doet en je mag er maar een of twee aan de trainer laten zien: welke kies je en waarom?”
Brinkhof: “De conclusie bij ons onderzoek was dat speelsters vaak op zoek waren naar beelden die betrekking hadden op hun eigen ontwikkeldoel.”

Fix: “Uit de gesprekken met de speelsters bleek ook dat zij het heel prettig vonden om het compliment als startpunt te nemen en dat dit een gouden strategie is, die eigenlijk nog heel weinig gebruikt wordt. Trainers vinden het allemaal belangrijk om positief te coachen en door het op deze manier te structuren, weet je zeker dat het iedere week terugkomt. Je loopt als trainer (en speelster) toch vaak weer in de valkuil dat het iedere week iets beter moet, dus het is eigenlijk nooit goed genoeg. Ik zag met deze methode veel vernieuwende dingen waar in de topsport best veel van geleerd kan worden.”

“Ik zou het dan ook zeer interessant vinden om te kijken naar hoe je zo’n positieve interventie gestructureerd kunt aanbieden binnen een opleiding. Door dit op vaste momenten te doen, weet je dat het steeds weer terugkomt en kun je dus een positieve interventie borgen als onderdeel van het opleidingsproces.”

Brinkhof: “We merkten ook een neveneffect: speelsters gebruikten deze beelden om voor de wedstrijd te bekijken om met een positief gevoel aan de wedstrijd te starten.”

Conclusie
Borgardijn: “Ook ik denk dat het goed is, wanneer je dit onderdeel van de opleiding maakt. Net zoals je iedere week meerdere keren traint, kijk je ook iedere week (of om de week) naar jezelf, haal je daar een compliment uit en bespreek je dit met de trainer. Daarnaast hoeven dit soort gesprekken ook niet zo lang te duren, want je gaat geen tien minuten over een clip praten.”

Fix: “Ik vind het belangrijk, als je hiermee begint, dat je als trainer weet wat het nut en het doel is van deze interventie. In topsport gaat het vaak over dat het altijd beter kan, dus waarom zou je stilstaan bij complimenten, maar in de praktijk blijken die complimenten heel belangrijk voor de ontwikkeling van de spelers te zijn. Daarnaast speelt het een belangrijke rol binnen de zelfregulatie en is het ook waardevol dat je als trainer inzicht krijgt in hoe de speler naar zichzelf kijkt. Immers, op die manier kun je die speler beter coachen en begeleiden. Het heeft dus een positieve invloed op de relatie tussen speler en trainer.”

Fix: “We hebben spelers ook gevraagd wat de waarde zou zijn als ze dit met medespelers bespreken in plaats van met de trainer. Spelers geven in beide onderzoeken aan dat de trainer de aangewezen persoon is om de fragmenten mee te bespreken. Het kan wel een meerwaarde zijn om met een groepje spelers een bepaalde positieve situatie te bespreken waardoor duidelijk wordt hoe spelers met elkaar willen en kunnen samenwerken.”


Techniek
Veel trainers die hiermee aan de slag willen, lopen vaak al vast bij de technische realisatie. Die maken zich zorgen over het maken van beelden en de software voor het delen van deze beelden. Het enige wat je nodig hebt, is iemand die tien minuten van de training opneemt of een statief met een camera om een training op te nemen. Die beelden hoeven kwalitatief echt niet geweldig te zijn.

Deze tien minuten kun je bijvoorbeeld via WeTransfer naar de spelers sturen en zij sturen de tijd van het begin van de clip en het eind van de clip naar jou als trainer toe. Je hoeft hier geen dure software voor aan te schaffen.
Wilt u het hele artikel lezen?

Log dan in met je account van TrainersMagazine of abonneer je op Het Voetbal KennisPlatform. Je hebt al toegang tot 1000+ artikelen voor minder dan drie tientjes per jaar.

Abonneren voor €29

Of: spaar voor een gratis abonnement door te winkelen in onze webshop

Spaaractie
Het Voetbal KennisPlatform is gratis voor totaalabonnees op TrainersMagazine
Communiceren & leiderschap