Inloggen
U bent niet ingelogd. Inloggen
Ron Jans: Ik geniet als ik een speler zichzelf zie ontwikkelen
| Bedankt voor uw mening!
Dinsdag 9 Mei 2023

Met hoofdtrainer Ron Jans (64) speelt FC Twente zich voor het tweede seizoen op rij in de subtop van de eredivisie. Door de jaren heen heeft Ron Jans het trainersvak zien veranderen en is hij zelf ook mee veranderd. Een gesprek over het trainerschap anno 2023.

Tekst: Paul van Veen

Wanneer rij jij als trainer na een wedstrijd tevreden naar huis?
“Natuurlijk ben je als voetbaltrainer nooit honderd procent tevreden, er zijn altijd verbeterpunten. Ik heb namelijk nog nooit een wedstrijd meegemaakt waarin we nooit de bal hebben verloren."

"Maar ik kan ook wel tevreden zijn met bepaalde prestaties. Als de uitvoering past bij de voorbereiding, dus als je op de wedstrijddag de dingen ziet waar je eerder op getraind hebt of die je afgesproken hebt, dan zit ik echt wel tevreden in de auto op weg naar huis. Ik kan bijvoorbeeld ook heel erg genieten als je uit een afgesproken of ingestudeerde spelhervatting scoort, omdat dat echt iets heel concreets is waar je met zijn allen aan hebt gewerkt.”

“Maar ik probeer daarin ook realistisch te zijn. Ik zou als trainer na de 5-5 tussen FC Utrecht en AZ met een heel goed gevoel naar huis rijden, wetende dat al die mensen in het stadion iets geweldigs hebben gezien. Dat is misschien wel de mooiste wedstrijd in de eredivisie van dit jaar. Natuurlijk zijn er dan waarschijnlijk ook heel veel dingen fout gegaan, maar in dat soort situaties moet je dat in mijn ogen misschien even opzij schuiven. Dat komt de volgende training wel weer.”

“Na een wedstrijd kun je misschien niet honderd procent tevreden zijn, maar er zijn wel seizoenen geweest waar ik honderd procent tevreden ben geweest, bijvoorbeeld omdat je alle doelstellingen hebt bereikt.”

En wanneer ben jij tevreden over een training?
“Dat is interessant. Ik moet eerlijk zeggen dat ik vaker minder tevreden ben na een training dan na een wedstrijd. Je hebt op een training bijna iedere dag wel een speler die zijn kop niet goed heeft staan. Wij als staf willen graag op de training dat spelers hetzelfde leveren als tijdens de wedstrijd. Maar dat lukt vaak niet. Dat heeft te maken met de concentratie, motivatie, focus en/of het gedrag van spelers. Tijdens wedstrijden is dat er bijna altijd, tijdens trainingen is dat wel eens minder.”

“Maar dat wil niet zeggen dat ik niet kan genieten van trainingen. Ik vind bijvoorbeeld kleine partijtjes heerlijk om te zien, maar er is ook altijd een team waarbij dan de resultaten tegenvallen. Dan kan er binnen jouw eigen team onderling gezeur ontstaan. Dat is niet lekker voor een trainer.”

In een interview zei je dat het soms belangrijk is om kwaad te worden als een speler luiheid of arrogantie laat zien op de training. In hoeverre is dat coachbaar?
“Zoals iedere trainer weet, zijn het vaak dezelfde spelers op dezelfde momenten. Natuurlijk wil je het liefst dat een speler er zelf achter komt, maar soms moet je als trainer tegen zo’n speler zeggen dat het niet kan en dat dat alleen maar negatief voor het team is en dat hij daarmee zelfs de training kan verpesten voor iedereen.”

“Als dat gebeurt, probeer ik vaak ook met een speler te gaan zitten: wat gebeurt er? Waarom gebeurt het? Vind je dat dat goed is voor het team? Wil je echt veranderen? Wat kan ik daar als trainer aan doen? Hoe wil je in die situaties gecoacht worden? Heel af en toe horen daar ook straffen bij, maar ik probeer vooral die speler zelf tot inzicht te laten komen.”

“Maar je moet ook realistisch zijn. Als ik naar mezelf kijk, dan heb ik heel veel dingen beter onder controle dan vroeger. Maar niet alles, want ik ben nu eenmaal wie ik ben. Dat hoop ik ook bij spelers: dat ze wel zichzelf blijven, maar die momenten waarover het gaat, proberen te verminderen en dat ze ook trots op zichzelf kunnen zijn als het beter gaat.”

“Dit wil je namelijk ook in de wedstrijd. Je wilt de tegenstander over de zeik maken in plaats van dat jouw team over de zeik is. Als je dat bespreekt, is iedereen het erover eens. Maar toch zul je zien: bij de opstootjes staan toch altijd dezelfde spelers weer vooraan.”

Je geeft aan dat je nooit honderd procent tevreden kunt zijn. Is het werk van een voetbaltrainer nooit af?
“Dat is aan de ene kant waar, want het kan inderdaad altijd beter. Maar dat geldt nu eenmaal voor alles in het leven. Dat is ook meteen een gevaar. Want als je altijd alleen maar bezig bent met de dingen die beter moeten of kunnen, dan kun je ook nooit genieten van de dingen die wel goed gaan. Ik vind ook dat we juist in de huidige tijd daar wel voor moeten oppassen. Zo zit ik niet in elkaar. Ik wil juist ook genieten van de dingen die wel goed gaan en zo wil ik ook met de individuele speler uit ons team omgaan.”

“Dat vind ik ook weer een van de mooiste dingen van het trainer zijn: dit individueel met een speler bespreken. Ik vind het dan ook belangrijk aan spelers te vragen wat ze goed hebben gedaan. Dan merk je ook meteen dat spelers dat best een lastige vraag vinden. Dan zie je toch weer dat veel spelers vooral bezig zijn met wat ze (nog) beter moeten doen.”



Heeft dat te maken met de hedendaagse cultuur?
“Ja, je hebt altijd te maken met de tijdsgeest. We zitten in een tijd waarin spelers steeds meer informatie en data krijgen die je kunnen helpen hoe je jezelf kunt verbeteren. Maar daar ligt het gevaar op de loer dat die dingen bepalend gaan zijn. Deze informatie moet je helpen, maar zeker niet beslissen wat je moet doen.”

“Voetbal is zoveel breder. Voetbal is ook met mensen werken, samen plezier hebben op de training, samen met elkaar iets bereiken. Ik vind dat we moeten waken dat dat niet gaat vervagen. Dat geldt niet alleen voor de voetbalwereld, want ook in het gewone bedrijfsleven kampen steeds meer mensen met burn-outklachten.”

Kun je uitleggen wat het vak voetbaltrainer zo mooi maakt?
“Uiteindelijk weet je nooit van tevoren wat je wordt en of dat iets is wat je ook wel wil. Ook al kleven er best ook wel lastige en onzekere dingen aan het trainersvak, ik ben zo blij dat ik dit beroep mag hebben.”

“Voor mij is een van de mooiste dingen in het trainersvak als je ziet dat spelers zich ontwikkelen. Natuurlijk doen spelers dat grotendeels zelf, maar dat je daar als voetbaltrainer onderdeel van uit mag maken, is voor mij echt het mooiste van het vak. Als je nu kijkt naar al die jonge spelers die doorbreken bij FC Twente, dan kan ik daar enorm van genieten.”

“Of als je jaren later spelers tegenkomt waar je mee gewerkt hebt en ze waardering uitspreken voor de tijd dat je samengewerkt hebt, dat is ook heel mooi. Een speler gaf pas aan dat hij mij als een soort tweede vader gezien had. Daar krijg ik echt kippenvel van.”

Zijn dat soort momenten dan ook de hoogtepunten uit je trainerscarrière?
“Het liefst zou ik inderdaad dat soort momenten noemen, maar ik ontkom er natuurlijk niet aan om als hoogtepunt de bekerwinst met PEC Zwolle te noemen. Dat is een van de keren dat je iets wint, maar ook nog tegen een tegenstander als Ajax, dat je ook met een uitslag van 5-1 in De Kuip wint. Zoiets was nog nooit met PEC Zwolle gebeurd. Ondanks dat dat een prestatiedoel is, steekt dat moment er toch echt met kop en schouders bovenuit. Het verhaal ervoor en erna, alles kwam samen in die ene wedstrijd.”

Ben je door de jaren heen meer een manager geworden dan trainer?
“In mijn geval wel. Dat heeft aan de ene kant met mijn persoonlijke ontwikkeling te maken, maar het heeft ook te maken met dat het voetbal zich ontzettend ontwikkeld heeft. Er is veel meer aandacht voor individuele ontwikkeling en de staf rondom een eerste elftal is veel groter worden. Er is aandacht voor individuele ontwikkeling, lifestyle, het mentale aspect, etc. Dat kan niet allemaal meer door alleen de hoofdtrainer gebeuren. Ik probeer steeds meer aan de specialisten over te laten en een situatie te creëren waarin iedereen zijn eigen kwaliteiten optimaal benut worden. Een specialist weet veel meer van zijn vakgebied dan ik als hoofdtrainer die van alles iets moet weten.”

Jouw belangrijkste rol daarin is dus om de taakverdeling te bepalen?
“Ja, dat gaat steeds beter. Toen ik hier kwam, stond de staf al grotendeels en je merkt dat iedereen zijn ding doet. Ik zie het als mijn taak om die staf als team te laten fungeren en ervoor te zorgen dat je met zijn allen één taal spreekt.”

Past die nieuwe rol bij jou?
“Ik denk dat het heel erg past bij wie ik nu ben, maar aan de andere kant is het natuurlijk ook lastig. Een van de lastige dingen vind ik dat je steeds de afweging moet maken tussen het geven van verantwoordelijkheden aan mensen, maar je er ook voor moet blijven zorgen dat jij als hoofdtrainer de eindbeslissing hebt. Dat betekent dat je soms dingen ziet die je zelf anders had gedaan, maar dat hoort er nu eenmaal bij. Maar als er iets niet goed gaat, ben jij als hoofdtrainer daar wel verantwoordelijk voor. Hoe meer mensen er in de staf zitten, hoe moeilijker die puzzel wordt. Dat is soms heel erg zoeken, maar dat is eigenlijk ook wel weer leuk. Het proces, het zoeken naar de oplossing, is vaak leuker dan het vinden.”

“Op dit moment zitten we in de situatie waarin ik veel uit handen geef. Ik vind het dan ook heerlijk om te zien dat collega’s om mij heen door de ruimte die ze krijgen zichzelf weer heel erg ontwikkelen.”

“Het grote voordeel van het uit handen geven van taken is dat ik veel meer tijd, maar vooral ook rust krijg. We maken met zijn allen een planning, maar de daadwerkelijke uitvoering daarvan ligt niet bij mij. Dat geeft mij de gelegenheid om veel meer te kijken en je ziet dingen sneller, waardoor je feedback kunt geven. Het geeft mij ook de tijd om makkelijker met spelers te praten. Dat vind ik wel mooi.”

“Natuurlijk moet je soms ingrijpen, maar ik probeer wel zo min mogelijk te doen, omdat dat natuurlijk niet altijd leuk is voor diegenen om wie het gaat. Maar we zijn een professionele organisatie met volwassen mensen, dus dat hoort er soms nu eenmaal bij.”

Je ziet steeds meer specialisten komen. Welke ontwikkelingen zie je op dit moment?
“Pas las ik in de krant: Stel je voor dat je baas elke week je bloed controleert. Weet hoeveel uur je slaapt, wanneer licht en wanneer diep. Hoeveel gram eiwitten je eet. Dat je elke dag op een app moet invullen hoe je je voelt en dat je baas dat dan meteen kan lezen. Dat je elke week buiten je team gelaten kunt worden, zonder uitleg, en er daarna wordt geëist dat je nog harder werkt. Dat er tienduizenden mensen naar je schreeuwen en roepen als je de werkvloer op loopt. Dat je bier over je heen krijgt, of spuug.”

“We moeten ons realiseren dat dat beroep bestaat en dat dat profvoetballer is. Ik weet dat het bij sport hoort en ik denk dat voetbal zich nog verder zal doorontwikkelen, maar je moet niet vergeten dat het wel om mensen gaat en dat mensen het misschien straks niet allemaal meer op kunnen brengen. Het gaat niet alleen om data en cijfertjes. Als iedere minuut en iedere actie straks wetenschappelijk verantwoord is, weet ik niet of dat ten goede komt aan de voetballers en de supporters.”

“Ik vind het mooie van voetbal dat je als team dingen samen doet, samen geniet en anderen weet te raken en te inspireren.”



Je geeft aan dat je graag met spelers spreekt.
“Dat klopt. En op allerlei momenten: op het veld, in deze bespreekkamer, in het spelershome, altijd. Ik ben oprecht geïnteresseerd in mensen.”

Plan je dit?
“Door goed te observeren, waar ik nu de tijd voor heb, zie ik vrij snel met wie ik moet gaan zitten. De inhoud staat ook niet vast. Vroeger plande ik dat veel meer en gaf ik vaak spelers een vragenlijst. Dat doe ik niet meer.”

“Het individueel begeleiden van spelers hebben we gestructureerd. We hebben de spelers over de verschillende trainers van de staf verdeeld. Voor een bepaalde periode gaan die trainers met spelers videobeelden bekijken of daar heb je gesprekken mee. Dat mag iedere trainer op zijn eigen manier doen. Periodiek laten we spelers van trainer rouleren, waardoor ze niet steeds hetzelfde krijgen te horen. Maar ook daar zijn we flexibel in. Soms werkt het zo goed tussen een trainer en een speler dat we dat bewust wel hetzelfde laten.”

Als je met een speler gaat zitten, heb je dan vooraf een doelstelling voor dat gesprek?
“Iedere dag is er wel aanleiding om het over iets te hebben. Dit kunnen momenten uit de wedstrijd zijn, maar als een speler niet gespeeld heeft kan een speler bijvoorbeeld ook teleurgesteld zijn. Het hoeft niet altijd voetbalgerelateerd te zijn, bij een nieuwe speler kan je het bijvoorbeeld ook over huisvesting hebben.”

“Dit probeer ik als hoofdtrainer te bewaken. Als een speler niet in mijn groepje zit en ik zie iets, dan is er natuurlijk niets op tegen om zelf even op die speler af te stappen of bijvoorbeeld aan de trainer te vragen of hij dat met die speler al besproken heeft.”
“Daarnaast vind ik het belangrijk dat spelers betrokken worden en niet alleen de trainers aan het woord zijn. In de groep voelt niet iedere speler zich comfortabel om iets te zeggen en door dit individueel (of eventueel) in een groepje te doen, zal de speler vaak wel aan het woord zijn. In mijn ogen is het belangrijk dat je spelers betrekt bij een situatie en dat ze hierop moeten reageren. In mijn ogen leer je het meeste als je er zelf over nadenkt en er zelfs iets over zegt. Dit kan dan ook weer een eerste stap zijn dat een speler in de groep iets gaat zeggen.”

Documenteer je deze gesprekken?
“Dit documenteer ik vooral in het hoofd, tenzij het om ontwikkelpunten van een speler gaat.”

Hoe kom je tot de samenstellingen van die groepen spelers? Begeleidt bijvoorbeeld één trainer alle aanvallers?
“Dat hebben we vaak per linie gedaan, maar als je beelden gaat kijken, doe je dat niet altijd met een linie, want een rechtsbuiten en linksback hebben heel veel met elkaar te maken. Ivar van Dinteren doet het balverlies en het schakelen van verdedigen naar aanvallen. Adrie Bogers doet het balbezit en het omschakelen van aanvallen naar verdedigen, Jeffrey de Visscher zit voornamelijk met de jongere spelers en de keepers bij Sander Boschker.”

Kun je de invloed van de staf op de ontwikkeling van de jonge spelers uitleggen?
“Ik vind dat een speler zich het beste ontwikkelt, als hij zelf daarvoor verantwoordelijk is. Spelers hebben natuurlijk te maken met omgeving, ouders, zaakwaarnemers en dan komen er ook nog trainers bij. Het belangrijkste is om een plan te maken: waar we zitten, waar we naartoe willen en hoe we dit doel willen bereiken. Dan kun je een plan maken. Wat moet de speler daarvoor zelf doen en wie heeft hij daarvoor nodig? Op die manier wordt vanzelf de rol van de staf duidelijk. Dat kan op technisch of tactisch gebied zijn, maar er zijn natuurlijk ook elementen als mentale toestand, omgeving, voeding en slaap.”

“Zo hoort het in mijn ogen ook: wat kunnen wij voor de spelers doen? Het vak voetbaltrainer is in mijn beleving een dienend beroep, maar je hebt natuurlijk ook te maken met een team. Daarom moet je soms als hoofdtrainer wel weten wanneer je weer even de baas moet zijn.”

“Het lijkt misschien op een POP, maar ik noem het liever geen POP. We zijn gewoon bezig met de ontwikkeling van spelers, ieder op de manier die bij hem past. Daarnaast speelt leeftijd natuurlijk een belangrijke rol. Bij een speler die 34 is, doe je dat op een heel andere manier dan een speler die 21 is. Het zou heel raar zijn als die hetzelfde programma volgen.”



We hebben het tot op heden veel over communciatie gehad. Nagelsmann zei ooit: voetbaltrainer zijn is 70% communicatie, 30% is tactiek. Ben je het daarmee eens?
“Nee, daar ben ik het niet mee eens, omdat het niet zo simpel is als dat. Communicatie en tactiek is samen geen 100%. Naast die twee onderdelen spelen nog veel meer andere dingen een rol. Denk bijvoorbeeld aan techniek, fysiek en mentale aspecten.”

“Communicatie is ook veel moeilijker meetbaar dan tactiek. Van de tactiek kun je eenvoudig met beelden terugkijken of het goed ging. Bij communicatie kun je non-verbaal wel zien of dingen lopen, maar echt meetbaar is het niet.”

“Wel belangrijk om te realiseren dat je tactiek ook niet moet overdrijven. Als wij tegen een amateurteam in de beker spelen, dan kunnen zij een fantastische tactiek hebben en wij alleen tegen de spelers zeggen dat ze lekker moeten gaan voetballen, dan denk ik toch dat wij 99 van de 100 keer winnen. Individuele kwaliteit speelt nu eenmaal een hele grote rol. Als teams dichter bij elkaar zitten, kan tactiek wel de doorslag geven.”

“In de tactiek vind ik het belangrijk dat iedere speler een takenpakket heeft waar zijn kwaliteiten het best tot uiting komen. De ene speler komt vanaf de buitenkant beter tot zijn recht, terwijl de andere speler beter vanaf de binnenkant kan spelen. Dus als een speler geblesseerd is, dan wordt de individuele tactiek misschien anders, terwijl je met de teamtactiek probeert om dit de hele tijd hetzelfde te houden. In de teamtactiek willen we bijvoorbeeld graag met de back opkomen, maar of deze binnendoor of buitenom diep gaat (of allebei), dat kan afhangen van de vleugelaanvaller die speelt.”

“Voor iedereen is het nu duidelijk wat we moeten doen als de tegenstander druk zet met twee of met drie aanvallers, hoe we hoog druk zetten, hoe we inzakken, wie er waar voor de goal moeten komen,

 
Wilt u het hele artikel lezen?

Log dan in met je account van TrainersMagazine of abonneer je op Het Voetbal KennisPlatform. Je hebt al toegang tot 1000+ artikelen voor minder dan drie tientjes per jaar.

Abonneren voor €29
Het Voetbal KennisPlatform zit inbegrepen in het totaalabonnement van TrainersMagazine
Leren van topcoaches