Roy Brinkman (Capelle): In het spoor van successen uit het verleden
Donderdag 28 September 2023
Een trainersloopbaan laat zich niet gemakkelijk plannen. Goed voorbeeld daarvan is die van Roy Brinkman. De oefenmeester (33) begon het huidige seizoen als hoofdtrainer van SVS (tweede klasse). Voor zijn stage UEFA A vond hij onderdak bij vierde divisionist Capelle. Toen trainer Ralph Kalkman in het najaar van 2022 ontslagen werd als gevolg van de tegenvallende resultaten, werd Brinkman gevraagd om de boel over te nemen. Samen met de tussentijds als mentor en klankbord aangestelde routinier René van Eck kreeg hij de haperende machine aan de praat en won hij direct een periodetitel. TrainersMagazine sprak aan de vooravond van de nacompetitie, waar de Capelse club vol voor promotie ging naar de derde divisie, met de trainer, die als gevolg van zijn in het oog springende prestaties volgend jaar aan het roer staat bij ASWH uit Hendrik Ido Ambacht. Net als Capelle een grote naam in het amateurvoetbal, met onder andere de titel van algeheel amateurkampioen van Nederland op het palmares.
Tekst: Theo Ducaneaux | Beeld: Annemiek van Dillen
Je liep stage bij de club, vervolgens werd je gevraagd om de functie over te nemen van degene die jou begeleidde voor je opleiding. Dat lijkt enigszins ongemakkelijk. Hoe ging je hiermee om?
Capelle is 'mijn' club, ik ben hier zelf begonnen als klein jongetje in de pupillen. Dus mijn insteek was sowieso dat ik wilde helpen. Maar ik ben niet over één nacht ijs gegaan. Ik heb eerst met Ralph gesproken, die realistisch in de situatie zat. Ralph heeft bijvoorbeeld ook gewoon dit seizoen het team van zijn zoon, die ook bij Capelle speelt, onder zijn hoede en is nog gewoon wekelijks op de club. Dat maakte het een stuk makkelijker. Verder heb ik gespiegeld met mijn KNVB-docent Jan Zoutman. Die vond dat dit een mooie kans was om mezelf te ontwikkelen. Met als extra bonus dat ik bij deze club wekelijks dingen kan oefenen die voor de cursus relevant zijn. Het organiseren van een 11-tegen-11 gaat op dit niveau uiteraard makkelijker dan bij de club waar ik werkte, SVS. Deze laatste partij moest ook nog akkoord gaan met mijn tussentijdse overgang. Ofschoon ik zelf wat moeite had om mijn onderaan bungelende ploeg te verlaten, deed de club niet moeilijk en gunde men mij deze promotie.
Samen met jou werd René van Eck (57, UEFA PRO) aangesteld. Iemand met een imponerende profloopbaan als speler, die bovendien als trainer-coach ook jarenlang op topniveau heeft gewerkt in diverse Europese landen. Hoe verloopt deze samenwerking?
De aanwezigheid van René ervaar ik als een meerwaarde. Je merkt aan allerlei dingen dat hij gepokt en gemazeld is in het voetbal. Bovendien beschikt hij over een groot en waardevol netwerk. René kan prima wat afstand nemen en uit de emotie blijven. Hij is in voor mij stressvolle momenten erg nuchter, die wordt echt niet meer nerveus als het tien minuten voor tijd nog 0-0 staat. René heeft bijvoorbeeld ook gezorgd voor een geavanceerd videosysteem, dat hij kreeg van een kennis van Atlético Madrid. Zulke contacten heeft niet iedereen natuurlijk. En aan meer dingen herken je zijn profachtergrond in het buitenland. Wij hebben - ik ook - nog weleens de neiging om een slechte boodschap mild te brengen of de kool en de geit te sparen. René zegt tegen spelers - ongeacht hun status - direct waar het op staat. Wit is wit, zwart is zwart.
De resultaten na jouw aanstelling verbeterden direct opmerkelijk. Heb je concreet grote wijzigingen doorgevoerd?
Dat valt wel mee. Dat zit hem echt in kleine dingen. Ik heb een paar andere spelers de kans gegeven in de basis, die dat ook direct terugbetaalden. Dat is wel lekker natuurlijk. Verder hebben we met Ralph in diverse formaties gespeeld, 1:5:3:2, 1:4:4:2, 1:4:3:3. Ik ben van meet af aan naar 1:4:3:3 met de punt naar voren gegaan. De Hollandse school, met wat details en accenten (zie verderop in dit artikel, red.).
Goed, die details en accenten dan. Welke spelprincipes hanteer je in de hoofdmomenten aanvallen, verdedigen en omschakelen?
In het storen van de opbouw kiezen we voor een strategie die past bij de kwaliteiten van de tegenpartij. Uit de analyse die we ontvangen via beelden en via onze analist die steeds de toekomstige tegenstander bezoekt, proberen we te distilleren wie de minste opbouwer van de tegenstander is. Die willen we aan de bal laten komen en deze speler bepaalt in feite het druk zetten in de eerste fase van verdedigen. Stel, de 4 van de tegenpartij is de minste opbouwer, bijvoorbeeld omdat hij rechtsbenig is (tekening 1). We verdedigen dan vanuit de positie. Dat wil zeggen dat we koppeltjes hebben op het middenveld en dat onze 7 en 11 kort staan op hun back. We laten dan de 9 een boogje lopen en hij sluit samen met de op 3 aanlopende 11 de terugweg af. De 4 zal dan met zijn mindere been moeten opbouwen. Als de tegenstander zijn backs hoger wegzet, dan moeten we als team wellicht iets lager staan, daar waar we eigenlijk in fase 1 hoog op het veld druk willen zetten. Maar het spelprincipe 'de slechtste opbouwer aan de bal' is leidend.
Tekening 1: de slechtste opbouwer van de tegenstander is 4. Onze 9 loopt in een boogje en schermt daarmee de terugweg mede af. 6, 7, 8 en 10 spelen vanuit hun directe tegenstander
Als uit de analyse komt dat de 5 de minste opbouwer is, zetten we het centrum vast met een aanlopende 10 (tekening 2). Belangrijk is dat de 9 en de 10 de binnenkant afschermen zodat de verticale inspeelpass op 6 niet gegeven kan worden. De 11 staat iets hoger dan onze 7, zodat we lokken naar hun 5. Op die manier hebben we wederom de minste opbouwer aan de bal. Belangrijk is hier dat het team van achteruit compact naar voren toe wordt gedirigeerd. Immers, mislukt het storen in de eerste fase, moet het team achter de spelers die storen in positie staan om daar alsnog de bal te heroveren. Om dit te beïnvloeden kies ik bijvoorbeeld in een 11-tegen-11 partij (maar ook bij kleinere partijvormen) voor een extra lijn met platte hoedjes op hoogte van beide kopcirkels (zie oefening 1). Als spelers niet collectief bijsluiten of terug omschakelen, heeft dat gevolgen bij een (tegen)treffer.
Tekening 2: druk op het centrum met een doorstappende 10. Als 9 en 10 de ballijn door de as afschermen, is de tweede bal voor de slechtste back (5) van de opbouwende tegenstander
In opbouwen/aanvallen spelen we met het middenveld in de klassieke Nederlandse stijl. Een speler die in de bal beweegt, een box-to-box pendelaar en eentje die diepte pakt, contra ten opzichte van onze centrumspits. We proberen het verschil te maken met koppeltjes aan de zijkanten. We laten de back aan de opbouwkant diagonaal oplopen om extra middenvelder te worden in de lage halfspace (tekening 3). Hiermee legt hij tevens de ballijn open naar onze 11. Dit wisselen we af met een loopactie van de 11 in de hoge halfspace, waarbij de back de voorwaarden creëert door een diepe overlapactie (tekening 4). In beide situaties zal de tegenstander moeten reageren. Als ze hun team in de zone houden, heb je een man extra in de as, als er doorgedekt wordt en de speler gaat mee met die van ons, ontstaan er operationele ruimtes en gaten in de veldbezetting van de tegenstander.
Tekening 3: 5 komt laag in de halfspace als extra middenvelder. Hij legt tevens de ballijn open van 4 naar 11
Tekening 4: 11 komt hoog in de halfspace. Als rechtsachter tegenstander in positie blijft, komt 11 vrij. Als deze back doordekt, is er ruimte voor onze overlappende 5
Bij omschakelen van balbezit naar balverlies hanteren we de vijfsecondenregel, zoals de meeste ploegen tegenwoordig. Dit moet wel met de hoogste intensiteit plaatsvinden. Regelmatig spelen we hiertoe een omschakelpositiespel (zie oefening 2). In 2 vakken 4-tegen-2, maar 6-tegen-3 of 8-tegen-4 kan ook prima. Zo’n positiespel is bovendien sfeerverhogend en een prima energizer om de ploeg 'aan' te krijgen na de eerste warming-upfase.
Bij balverlies van de tegenstander gaat diepte uiteraard voor breedte. Lukt het niet om met een diepe bal of verticale inspeelpass snel om te schakelen, halen we de bal eruit en beginnen we met een nieuwe opbouwsituatie.
Voor alle hoofdmomenten geldt: we laten alle spelprincipes terugkomen in onze 11-tegen-11 op donderdag. Die dag beginnen we met de ploeg binnen en kijken we de beelden van de aanstaande tegenstander. Dan weet niet alleen de basisformatie, maar ook de 'niet te coachen ploeg' die de tegenstander imiteert, waar 'ie aan toe is. Dus de 11-tegen-11 teamtactisch op de donderdag (2x 15 minuten, red.) is een optelsom van onze eigen spelprincipes plus specifieke afspraken die we in relatie tot de komende tegenstander hanteren. Bijvoorbeeld het druk zetten op een minder goed opbouwende back, of het spelen met de ruimtes met onze 2/7 of 5/11 in opbouwen-aanvallen. Ons eigen team doet dit bij voorkeur vanaf onze linkerkant, maar afhankelijk van de kracht en zwakte van de tegenpartij betrekken we onze rechterkant in deze strategie.
Je volgt dit jaar de UEFA A-cursus. Welke onderdelen ga je een-op-een toepassen in het nieuwe seizoen, wanneer je voor het eerst 'echt' zelfstandig hoofdtrainer bent op divisieniveau?
Er zijn diverse onderdelen van de opleiding waar ik echt wat mee kan en die ik ook echt ga toepassen in de praktijk. Zo is daar op de eerste plaats het aansturen van een professioneel team. Op dit niveau zijn je managementvaardigheden erg belangrijk. Je moet alle stafleden in hun kracht zetten en ook nog eens zodanig dat ze zich gewaardeerd voelen. Ik geef de video-analist, de wedstrijdanalist, de assistenten en de medische staf autonome deeltaken. Aan mij om deze losse taken en competenties te smeden tot een krachtig begeleidingsteam. Verder ga ik ook de jaarplanning periodisering en VCT gebruiken. Ik merk nu bij Capelle dat ik het team fitter krijg door consequent het VCT-model van de cursus te hanteren, we zijn fitter dan menig tegenstander. Ook het teamontwikkelingsgedeelte van het periodiseringsmodel ga ik in de praktijk brengen, ofschoon voor dit laatste ook de actualiteit (stand op de ranglijst, kwaliteiten van de ploeg ten opzichte van de opponenten) een rol speelt. Het kan zomaar zijn, dat je het proces bijstuurt omdat bijvoorbeeld de ploeg veel dominanter of juist minder dominant is dan verwacht. Ik ga bij een nieuwe club, met een deels vernieuwde groep aan de slag, die bovendien zeer waarschijnlijk degradeert. (ASWH staat op het moment van schrijven op een degradatieplek in de derde divisie, red.).
Je gaf in een eerder interview aan dat je aan de vooravond van je debuut als hoofdtrainer bij Capelle met de ervaren spelers bent gaan zitten voor een intervisiegesprek, met name over de te kiezen speelwijze. Is dat normaliter ook jouw werkwijze, maak je spelers mede-eigenaar van het proces, of ga je dit aan de vooravond van een nieuw seizoen anders doen?
Dat doe ik in principe anders. Ik ga in aanleg uit van mijn eigen speelwijze en spelprincipes. De selectie van ASWH wordt samengesteld door de TC (Mels van Driel en Arjan Jansen, red.), maar ik word bij alles betrokken en dus heb ik vrij veel invloed op de samenstelling van mijn selectie. Op deze manier kan ik natuurlijk bij die groepssamenstelling rekening houden met wat ik wil. Bovendien werkt ASWH steeds frequenter met doorstroom van eigen spelers uit het sterke O23-team. Bij die doorstroom wordt uiteraard gestuurd naar wat we nog zoeken om de preferente speelwijze te kunnen uitvoeren bij het eerste. En mocht onverhoopt in de voorbereiding blijken dat dingen niet werken, kunnen we uiteraard altijd wat aanpassen. Mijn voorbereiding bestaat uit twee gedeeltes. In juni is het vooral een paar weken kennismaken en fit worden en blijven, in deel 2 in augustus hebben we voldoende tijd voor het inslijpen van de tactiek. En op bepaalde momenten in het seizoen spiegelen we uiteraard wel met staf en spelers. Zijn we op de goede weg, trainen we optimaal, vraagt de speelwijze wellicht enige aanpassing op basis van ons voortschrijdend inzicht?
Tot slot: Capelle spreekt nadrukkelijk de ambitie uit om te promoveren. Hoe zit dat bij ASWH? Ooit algeheel amateurkampioen van Nederland bij de amateurs en volgend jaar hoogst waarschijnlijk actief op het naar de maatstaven van de club bescheiden vierde divisie-niveau.
Ik heb geen doelstelling meegekregen van de club aan de voorkant van mijn werkzaamheden. Hoe je het ook bekijkt, de begroting van de eerste selectie bepaalt mede het niveau waarop je acteert. En de bomen in Hendrik Ido Ambacht groeien nu eenmaal niet tot aan de hemel. De club doet slimme aankopen (spelers die primair voor de sportieve ambitie gaan en niet voor de vergoeding), heeft een goed extern scoutingsapparaat en een op een hoog niveau opererend O23-team. Daarmee proberen we onderscheidend en succesvol te zijn. Op basis van de naam die de club heeft, zou je zeggen dat promotie de doelstelling is. Maar dat is dus niet door de TC als zodanig geformuleerd. We gaan zien hoe goed we zijn, wat realistisch is.
Wilt u het hele artikel lezen?
Log dan in
met je account van TrainersMagazine of abonneer je op Het Voetbal KennisPlatform. Je hebt al toegang tot 1000+ artikelen voor minder dan drie tientjes per jaar.